Een eigenaardige stemming waarde vorige week door Nederland – tenminste zo proefde ik dat. We hadden een nieuwe koning gekregen, en alles wat daarmee te maken had was zó goed verlopen dat het leek alsof we met ons zestien-miljoenen burgers samen waren ondergedompeld in een collectieve nationale katharsis [geestelijk-psychisch reinigingsproces. Red.].

Het absolute hoogtepunt van die katharsis voor mij was iets totaal onverwachts. Het was de manier waarop de nieuwe koning in zijn eerste toespraak aan de de beide Kamers van de Staten- Generaal stiekem een beetje tegemoet kwam aan de bezwaren die ik voel jegens het erfelijk koningschap. Ik citeer uit het hoofdartikel van NRC/Handelsblad van 1 mei: ‘Het nieuwe staatshoofd ziet zijn taak, terecht, als bescheiden en dienstbaar. Met een verwijzing naar het Plakkaat van Verlatinghe uit 1581, de Nederlandse onafhankelijkheidsverklaring van Filips II, toonde hij zich thuis te voelen in een republiek met een erfelijk vorst aan het hoofd.’

Het Plakkaat van Verlatinghe uit 1581 … – dat was me wat! Dat ‘Plakkaat’ is immers zogezegd de onafhankelijkheidsverklaring van de republiek die Nederland toen werd en, als ik het goed begrijp, nog steeds is … !

Een immens probleem lijkt oplosbaar te zijn geworden. Republikeinen aller Nederlanden, verenigt en verheugt u! De strijd hoeft niet meer gestreden te worden – we kunnen van Nederland zó een echte republiek maken; de koning zal zich er niet tegen verzetten. En ik weet hoe we nu het beste verder kunnen.

Ik kom terug op wat ik 17 november 2009 hierover schreef. ‘Nederland worde een republiek,’ schreef ik toen, ‘en wel naar Zwitsers model. Zwitserland is een republiek. Het heeft, bij mijn weten als enige land ter wereld, geen staatshoofd. Het wordt geregeerd door zeven ministers die samen de ‘bondsraad’ (Bundesrat, Conseil Fédéral) vormen. Bij toerbeurt is één van die zeven voorzitter van de vergaderingen. Deze bondsraad als geheel is tevens ‘staatshoofd’. Wanneer uiterlijke omstandigheden maken dat een persoon die rol moet vervullen, wanneer bijvoorbeeld een buitenlands staatshoofd op bezoek komt en ontvangen moet worden, wordt die rol gespeeld door de persoon die op dat moment de vergaderingen voorzit. Die persoon is uitdrukkelijk “primus inter pares”: de eerste onder zijns gelijken, de persoon die toevallig op dat moment als eerste het woord neemt. Dàt is democratie.’

Zo een systeem worde in Nederland ingevoerd. De koning krijgt een nieuwe titel, bijvoorbeeld “‘s Lands Eerste Adviseur”. Niks ministeriële verantwoordelijkheid – hij of zij mag zeggen en doen wat hij of zij wil – vier wijze koninginnen die we gehad hebben en nu de nieuwe koning die in hun sporen lijkt te zullen treden en dat doet geheel in de geest van deze tijd, bieden daarvoor een bemoedigend perspectief. ‘De nieuwe Koning maakte een foutloze start,’ besloot het hierboven geciteerde hoofdartikel.

Op één bijzonderheid in het hoofdartikel wil ik nog even ingaan. ‘De nieuwe koning voelt een eigen verantwoordelijkheid om te verbinden, te vertegenwoordigen en te signaleren,’ schrijft de krant ook, ‘maar ook om de democratie te “onderhouden”. Zolang daarin geen eigen agenda schuilgaat, is daar niets op tegen.’ De cursivering in de vorige zin is van mij. ‘Geen eigen agenda’? Kom nou! ‘Geen mens is illegaal’ is sinds kort ook weer een populaire slagzin, vooral in de PvdA, ‘en ieder mens heeft een eigen agenda,’ vul ik aan [antroposofen zien in die agenda een uiting van het karma, maar dit terzijde]. Mag Willem Alexander dus misschien ook?

de eed op de Rütli

Het plaatje toe is de eed op de Rütli, een weiland ergens boven Luzern in centraal Zwitserland, anno 1291. Vertegenwoordigers van de drie Zwitserse oerkantons, Uri, Schwyz en Unterwalden beloven wat ónze voorouders drie eeuwen later in het Plakkaat van Verlatinghe aan de wereld zouden melden. [Ontleend aan P. Bertrand en P. Robert, ‘A Toi Patrie – Histoire Suisse pour la jeunesse’, Editions ‘Joie de Lire’, Genève, (zonder jaartal. Kort na 1945)].

Hugo Verbrugh