In Trouw van afgelopen vrijdag meldde Bert Keizer in zijn wekelijkse column: Goed nieuws: geen reclames van Big Pharma meer in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde’.
Zoals het hoort in een column, is de tekst een mooi evenwicht tussen zakelijke informatie en verslag van een persoonlijk-authentieke ervaring. ‘Toen ik voor het eerst bladerde in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (opgericht in 1856) schrok ik me een ongeluk’, schrijft hij. ‘Voordat ik met de studie (geneeskunde) begon, dacht ik in alle ernst dat geneeskunde een wetenschappelijke discipline was waarbinnen advertenties niets kunnen betekenen omdat de therapieën die men biedt niet gebaseerd zijn op de quatsch waarmee wasmiddelen worden aangeprezen. Wat artsen patiënten aanbieden is gebaseerd op klinisch onderzoek met heldere uitkomsten.’
‘Dacht ik’, schrijft hij er in de volgende alinea meteen achteraan.
De volgende 800 woorden zijn een mooi evenwichtige toelichting. Lees zelf maar na:
Mij inspireert dit goede nieuws tot een vermetel plan. Ik zet mijn pet ‘Arts voor theoretische geneeskunde’ op, en ga een ‘Klinische Les’ schrijven over mijn vakgebied. Hier maak ik u, Ster-lezer, alvast deelgenoot van mijn eerste ontwerp.
COVID-19 brengt sinds twee jaar toenemende verwarring en ergernis teweeg. Inhoud en strekking van twee klassieke boeken zouden, als die algemeen bekend werden, daar verbetering in kunnen aanbrengen. Het ene is ‘Begrippen in de geneeskunde’ (1967) van Gerrit Arie Lindeboom (1905-1986). Ontstaan en verloop van infectieziekten worden bepaald door de interactie van wat wordt aangeduid als ‘la graine‘ (= “de kiem” oftewel de bacterie of het virus) en ‘le terrain‘ (= “het terrein” oftewel de patiënt naar lichaam, ziel en geest). Over die interactie wordt in de actuele literatuur hoegenaamd niets meegedeeld. Het andere is ‘Het autistisch-ongedisciplineerde denken in de geneeskunde en hoe we dat kunnen overwinnen’ (1921) van Eugen Bleuler (1857-1939); oorspronkelijke titel ‘Das autistisch-undisziplinierte Denken in der Medizin und seine Überwindung’. Dokters zijn in hun denken in deze tijd (in eigentijds Nederlands jargon samengevat) zo dom als het achtereind van een varken (deze uitdrukking is voor het eerst opgetekend in het blijspel ‘De Gewaande Weuwnaar, 1709; voor mijn Klinische Les in het NTvG kan ik misschien beter ietwat omhullende woorden gebruiken).
Zou er nu echt via via door corona en daaromtrent vooruitgang in de geneeskunde kunnen optreden?
Een recent voorbeeld dat steun geeft aan die hoop is het proefschrift van Marcel Slockers ‘Sterfte, Ziekte en Toegang tot Zorg bij Dak en Thuislozen’ (Rotterdam 2021, promotor Johan Mackenbach). Het documenteert op onberispelijk wetenschappelijke wijze dat er wel degelijk vooruitgang is in de onbetaalde medische zorg voor het groeiende aantal mensen dat aan rafelranden van de zogenaamde welvaartsstaat leeft.
Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)
recent commentaar