We hadden er twee jaar reikhalzend naar uitgezien, en morgen twee weken geleden was het eindelijk weer eens zo ver. 27 april vierden wij weer Koningsdag in vol ornaat!

Alles was als van ouds. De OVRO (= Oranje Vereniging Rotterdam Oost) had het veldje bij de Dillenburglaan kraakhelder gemaakt, en ervoor gezorgd dat alle noodzakelijke voorzieningen er waren. Ze had de spelletjes voor de kinderen georganiseerd – alles allemaal in optima forma zoals we dat gewend zijn.

Maar de twee jaar corona had toch iets een beetje anders gemaakt – althans bij mij, maar ik krijg uit wat ik hoor en zie en lees in de media sterk de indruk dat ik niet de enige ben. ‘Op dit moment heeft iets minder dan de helft van de bevolking (47 procent) vertrouwen in koning Willem-Alexander. Dat is een stuk minder dan vorig jaar, toen nog 57 procent van de Nederlanders zijn vertrouwen in de vorst uitsprak’, haal ik van de site van RTL Nieuws. Een kleine surftocht geeft veel steun aan wat ik deze week hier in stelling breng. Nederland wordt steeds minder koningsgezind.

Kan daarom dit land van ons niet beter zoiets weer worden als wat het was toen het begon: een republiek? Want zo was het. Op  26 juli 1581 werd het Plakkaat van Verlatinghe (ook wel Acte van Verlatinghe) ondertekend, waarin een aantal provinciën van de toen zogenoemde Habsburgse Nederlanden hun heerser de Spaanse Koning Filips II afzetten. Ze werden de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Dat was de onafhankelijkheidsverklaring van de Nederlanden (terwijl ik het opschrijf gaat door me heen dat ik geen enkel ander land, behalve de Verenigde Staten van Amerika, ken waarvan de officiële naam in het meervoud geschreven wordt).

Laat Nederland weer eens groot zijn in iets waarin een klein land groot kan zijn! Elke provincie stuurt twee personen naar Den Haag: één wordt minister, de ander staatssecretaris. Samen vormen ze de regering. Naar het voorbeeld van Zwitserland wordt niemand staatshoofd. De ministers zitten bij toerbeurt een maand lang de vergadering van de ministerraad voor; als in die maand iemand om protocollaire redenen (bijv, een buitenlands staatshoofd ontvangen) de regering moet vertegenwoordigen, doet de minister dat die toevallig in die maand de vergaderingen voorzit.

Bij dit alles blijft de koning niet werkeloos – integendeel! Die wordt voorzitter (met Maxima en meerderjarige kinderen als vice-voorzitters) van een nieuw op te richten gremium (= een bestuurlijk adviserend orgaan) dat het midden houdt tussen de Raad van State en de Nationale ombudsman (waarvan de hele organisatie dus overgeheveld wordt naar dit gremium).

Is dit niet een aardig idee?

Hugo Verbrugh


Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)

Lees hier de privacyverklaring Hiermee geeft u toestemming om wekelijks een nieuwsbrief te ontvangen.