Vorige week ging het hier over de Week van de Filosofie in de EUR. Het verhaal daarover is zo mooi, dat het nog lang niet uit is. Vandaag borduur ik voort op een evenement dat voor morgen op het programma staat. ‘Wereldbestormers dr. Henk Oosterling en prof. dr. Jan Rotmans … beklimmen de kansel voor een preek … ‘.

De aankondiging deed me denken aan een scéne uit een van de mooiste films ooit gemaakt, Les Enfants du Paradis, ‘De jongelui van de engelenbak’ (Marcel Carné, 1945). Het verhaal speelt in Parijs om – streeks 1840. Om een klassieke femme fatale, Garance, draaien vier mannen waarvan er twee voor mijn stukje belangrijk zijn: de mimespeler Baptiste Debureau (in de film gespeeld door Jean-Louis Barrault) en de toneelspeler Frédérick Lemaître (Pierre Brasseur); ze hebben allebei echt bestaan. Op het plaatje staan ze alledrie afgebeeld.

Het is een scène in een mime-voorstelling in het theater waar ook het eerste deel van de film speelt. Garance verbeeldt De Vrouw, hoog verheven boven het platte aardse. Rechts is Baptiste in slaap gevallen tijdens een vergeefse poging haar aandacht te trekken, links zingt Frédérick haar in gebarentaal toe; hij zal meer succes hebben.

Baptiste is de superster van het theater, de beide anderen zijn er min of meer per ongeluk terecht gekomen om geld te verdienen. Na de voorstelling lamenteert Frédérick achter de schermen dat hij als kleine jongen altijd predikant heeft willen worden: spreken tot de mensen vanaf de kansel – dat is het ware leven! De anderen halen hun schouders op en wachten tot hij klaar zal zijn. Als tweede keus in zijn levensbestemming wil hij beroemd worden als acteur: Shakespeare, Othello – dat is nu zijn droom.

Tegen de directeur van het mime-theater vaart Frédérick uit: “U wilt me laten verrekken met uw pantomime. Ja, dat is het – me laten verrekken van de stilte, zoals anderen van de honger of de dorst verrekken. En dan te bedenken dat ik lang geleden, toen ik nog klein was, ik al de kansel wou beklimmen om daar te spreken op de plaats van de priester. Ah, Jeanne d’Arc, die was gelukkig – die hoorde stemmen! Stemmen! Zoveel vraag ik helemaal niet. Ik vraag alleen een enkele keer mijn eigen stem te mogen horen”.

Het tweede deel van de film speelt een paar jaar later. Baptiste geniet wereldfaam, Frédérick heeft als acteur succes bij de middenklasse, Garance is de officiële maîtresse van een rijke kakker geworden; nu pas blijkt dat zij eigenlijk al vanaf het begin intens verliefd is op Baptiste. Elke avond zit ze in een loge te kijken naar het succes-nummer dat hij opvoert. Op een avond komt louter toevallig Frédérick als toeschouwer in het mime-theater. Daar ontmoet hij Garance weer, en dan gebeurt het: opeens voelt hij tot in de kleinste vezel van zijn lijf de jalouzie. ‘Bedankt, Garance!, roept hij.’Nú kan ik Othello spelen’, en zo gebeurt. Aan het slot van de film is Frédérick de top-acteur van het Parijse theater.

Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan, zal ik maar zeggen. Het ware mens-zijn, het allerhoogste, allermooiste in het leven is natuurlijk om de kansel te beklimmen en daar Het Woord te prediken. Als dat niet kan, kan toneelspelen een heel adequate tweede keus zijn. Als ook dat nog te hoog gegrepen mocht zijn, kun je, inderdaad, wereldbestorming met de kanselbeklimming op Facebook aanvinken als ‘vind ik leuk’. Vooral wanneer je op die hoge plek samen een preek mag houden ‘met discussie over ecosofie en economie, over duurzaamheid en verspilling, maar vóór alles over de strijd tegen het cynisme’, is succes bijna verzekerd, lijkt me.

Jan R. en Henk O., ik zal er niet bij zijn, morgen, als jullie de kansel delen. Ik lees het wel in de krant, misschien zelfs in De Ster, hoe het gegaan zal zijn.

Hugo Verbrugh