In nr. 241 van Motief Maandblad voor antroposofie, april 2020, stond een artikel ‘Voorgeboortelijke herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog’. Auteur is Marianne de Nooij (* 1955, microbioloog en geestelijke in de Christengemeenschap in Amsterdam). Het zette me acuut aan het denken. Er wordt nogal wat in gezegd. ‘Dat is helemaal “mijn ding”’, ging door me heen. ‘Over reïncarnatie laat zich niet denken zonder voorgeboortelijke herinneringen.’

Maar ‘voorgeboortelijk’ –wat is dat? Van Dale’s Groot Woordenboek van de Nederlandse taal kent het niet. Het Historische Wörterbuch der Philosophie van Ritter e.a. heeft één Fundstelle: in het lemma Vergessen wordt het even genoemd. Wanneer men het woord op Google intoetst, krijgt men (krijg althans ik) eerst een baaierd verwijzingen naar werk van en over Rudolf Steiner (*1861, †1925). Pas na enig doorklikken komen andere verwijzingen. Deze bijzonderheid verdient aandacht. Zonder dat ik het weet, laat staan dat ik het gevraagd heb, ordent een automatisch, vanzelf werkend informatieverwerkend systeem mijn voorkeuren.

Maar ‘moeilijk’? Ja en nee. Toen ik het artikel van Marianne de Nooij gelezen had, wist ik onmiddellijk dat ik  moest reageren. Dat zou niet negatief-kritisch zijn, integendeel. Dit artikel is een van de belangrijkste stukken tekst die ik in de 241 nummers van Motief gelezen heb. Ik wil erop voortborduren, vragen bij stellen.

Ik citeer: ‘In onze tijd verschijnen steeds meer rapportages van mensen die herinneringen hebben aan een eerder aardeleven, met tussen beide incarnaties een veel kortere tussenpoos in de geestelijke wereld’, schrijft Marianne de Nooij na enkele inleidende opmerkingen. ‘Het betreft met name concrete herinneringen aan gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog. … Je kunt jezelf de vraag stellen of de wetmatigheden, zoals Rudolf Steiner die in zijn karmavoordrachten verwoordt, ook zonder meer geldig zijn in dergelijke lotgevallen. Ik wil twee aspecten uit Steiners werk belichten, die mogelijke gezichtspunten hiervoor kunnen aanreiken.’

Zo begint het. Dan, na een betoog van tweeduizend woorden concludeert zij: ‘Ik ben me ervan bewust dat ik in deze bijdrage meer vragen heb gesteld dan beantwoord. Maar dat helpt WELLICHT (accentuering van mij. HSV) om onszelf scherp te houden, wanneer we – honderd jaar nadat deze gezichtspunten onder woorden konden worden gebracht – inzichten vanuit de antroposofie willen toetsen aan wat we in ons leven van vandaag de dag zelf meemaken en van anderen te horen krijgen aan ervaringen op dit gebied.’ Tot zover Marianne de Nooij. Ik had meteen een eerste commentaar met bijbehorende vragen klaar. In mijn verbeelding sprak ik de auteur concreet toe: ‘Proef ik niet bijna een soort verontschuldiging in uw woorden “Ik ben me ervan bewust … dat helpt wellicht (mijn accentuering)”? Hoor ik u niet tussen die woorden dóór spreken als priester, die in haar werk altijd gewend is meer vragen van anderen te beantwoorden, dan ze zelf te stellen? Hoe dan ook, ik ga niet mee in uw voorzichtige stelling dat ‘vragen stellen “wellicht” helpt’. In de kunst om vragen te stellen ligt het begin van alle wijsheid! En in goede vragen ligt meer dan alleen het begin.

Ooit stelde iemand Steiner een vraag over het einde dat mens en kosmos ooit zullen vinden. Dat is ‘eschatologie’, de leer van “de laatste dingen” – berucht in de exotische regionen van de metafysica. “Men zegt, dat u de antwoorden op alle vragen weet”, begon de vraagsteller. “Heeft u ook de antwoorden op de laatste vragen?” “Ja zeker”, antwoordde Steiner, “als u mij eerst de antwoorden geeft op de voorlaatste vragen.” Dàt, déze houding, dat is wetenschap, natuurwetenschap, exacte wetenschap zoals Steiner die wil. Die houden we erin! Ik geef hem de naam ‘De parabel van Steiner en de voorlaatste vragen’. En dat moet een microbioloog aanspreken, toch?

Uit die vraag kwam meteen mijn voornemen: ‘Ik moet daarop reageren.’

WORDT VERVOLGD

Bijschrift: Het plaatje bij het artikel van Marianne de Nooij verwijst naar ‘Morgan, een liefde’ van Bas Steman. Daar heb ik eerder over geschreven: desteronline.nl/waarheid-en-fantasie-in-de-herinnering‘ Op onverklaarbare wijze blijken de levens van de auteur en een Engelse parachutist die de landing bij Arnhem niet heeft overleefd, met elkaar verwikkeld te zijn’, citeer ik van de flaptekst. Tijdens een parachutesprong krijgt de hoofdpersoon van de roman (= Bas Steman zelf), een paniekaanval. ‘Zijn vriendin spoort hem aan de oorzaak van zijn angst te onderzoeken: waarom krijgt hij soms beelden door, herinneringen die niet van hem kunnen zijn? De zoektocht voert hem naar Wales, naar een oude vrouw die nog altijd naar haar grote liefde verlangt.’ WORDT VERVOLGD !

Hugo Verbrugh


Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)

Lees hier de privacyverklaring Hiermee geeft u toestemming om wekelijks een nieuwsbrief te ontvangen.