Weliswaar beperkt toegankelijk wegens corona, toch het concert ‘Geheimen van het Maarschalkerweerdorgel’ door organist Eric Koevoets (www.venster-op-muziek-lambertus.com), in de Lambertuskerk in Rotterdam-Kralingen, op zaterdag 12 september, Open Monumentendag en Nationale Orgeldag.

Eric Koevoets speelde werken van vader en zoon Bach, Max Reger en Flor Peeters. Na afloop van het concert was er de mogelijkheid om in kleine groepjes een korte blik op de speeltafel te werpen.

Het programma startte met een mondelinge toelichting door Monique Tonino, bestuurslid van Venster op muziek in de Lambertus, op de geheime klankwereld van het Maarschalkerweerdorgel. De demonstraties moet u erbij denken.

De klankwereld van Michaël Maarschalkerweerd

Van harte welkom in de Sint Lambertuskerk. In deze kerk bevindt zich een bijzonder orgel. Het werd gebouwd in 1900 door de Utrechtse orgelmaker Michaël Maarschalkerweerd, die leefde van 1838 tot 1915. Het is gemakkelijk om te zeggen dat het een bijzonder orgel is, maar waarom is dat eigenlijk zo? We gaan nu proberen of we het geheim daarvan een beetje kunnen ontsluieren.

Dit orgel is zo bijzonder om dat meerdere tradities en invloeden in de klank te beluisteren zijn. Laten we eerst eens zien welke invloeden dat waren:

  • als eerste moeten we noemen de vader van Michaël Maarschalkerweerd, Pieter Maarschalkerweerd die een eigen orgelbouwbedrijf had. Vanaf circa 1860 werkte Michaël bij zijn vader in het bedrijf dat in 1865 de naam Maarschalkerweerd & Zoon Pieter was op zijn beurt meesterknecht geweest bij de beroemde Utrechtse orgelbouwer Bätz. Het Huis Bätz bouwde in de 18e en 19e eeuw gedurende meerdere generaties belangrijke orgels in ons land. Men kan ze kenschetsen als ‘klassiek’ waarmee bedoeld wordt dat de klank nog geworteld is in de barokke traditie zoals we die kennen van vele grote orgels in ons land van onder meer Christiaan Müller en Rudolph Garrels. Beroemde orgels van Bätz zijn o.a. van de Dom in Utrecht, De Ev. Lutherse kerk te Den Haag en de Ronde Lutherse kerk te Amsterdam. Deze traditie vormt het fundament van de orgels van vader Pieter en zoon Michaël Maarschalkerweerd.
  • de tweede invloed is Frans: Michaël Maarschalkerweerd ging in Parijs zijn licht opsteken bij de zeer grote, geniale orgelbouwer Aristide Cavaillé-Coll. Dit kwam tot uiting door de toepassing van meerdere nieuwe klankkleuren en de invoering van de zwelkast, waarover ook later meer.
  • Tot slot moet genoemd worden de invloed vanuit de Duitse orgelbouw. In de Duitse orgelbouw was men orgels volgens het zogenaamde pneumatisch systeem gaan bouwen, om de speelaard veel lichter te krijgen. De oude mechanische tractuur werd steeds meer als te zwaar ervaren. Waar het de klank betreft is de Duitse invloed te horen in de zachte, pastelachtige klankkleuren die dit orgel in zich heeft.

Maarschalkerweerd was dus, zoals gezegd, een 19e eeuwse orgelbouwer en leefde  dus in het tijdperk van de Romantiek.

Gedurende die 19e eeuw vindt er een grote verandering plaats in de klankopbouw van het orgel, die van een klank ‘in de hoogte’ naar een klank ‘in de breedte’. Vroeger, in de barok, ging het om versterking van de boventoonreeks, met vele hoog klinkende registers en vulstemmen. In de 19e eeuw, de Romantiek neemt het aantal hoge registers en vulstemmen af en het aantal grondstemmen toe. In plaats van versterking van de boventoon krijgen we nu versterking van de grondtoon. Dit is een wereldwijde tendens. Door die benadrukking van de grondtoon wordt de orgelklank steeds meer orkestraal. De beroemde uitspraak van César Franck ‘Mon orgue, c’est mon orchestre!’ heeft hier alles mee te maken.

Ik sprak zojuist over de drie invloeden op het werk van Maarschalkerweerd: de klassieke traditie à la Bätz, de invloed van de Franse orgelbouwer Cavaillé-Coll en de Duits-romantische orgelbouw.

Laten we die drie invloeden eens langs gaan door middel van enkele klankvoorbeelden.

Voordat we dat doen is het goed ons te realiseren dat dit orgel is uitgerust met twee klavieren voor de handen, oftewel manualen en een klavier voor de voeten, het pedaal. Het pijpwerk dat behoort bij zo’n klavier noemen we een ‘werk’.

In dit orgel onderscheiden we

  • het ‘hoofdwerk’ te bespelen op het onderste manuaal;
  • het ‘bovenwerk’, te bespelen op het bovenste manuaal;
  • en het ‘pedaalwerk’, te bespelen op het pedaal.

Allereerst de klassieke basis vanuit de traditie. Het fundament van het orgel is het zogenaamde ‘plenum’ Dit is een klankpiramide op de prestant 8 voet. De naam ‘prestant’ wil zeggen ‘vooraanstaand’ en dat betekent dat dit register in het front van het orgel te zien is, hoewel ook een deel van dit register er achter staat. De prestant is bij elk orgel de ruggengraat van de klank.

Hier hoort u dit register (demonstratie prestant 8).

Binnen de familie van prestanten kennen we ook registers die een octaaf lager, een octaaf hoger, twee octaven hoger en nog hoger klinken.  Een ware klankpiramide dus die nog heel verwant is met die klassiek georiënteerde klankwereld.

Luister maar naar deze opbouw (demonstratie opbouw plenum)

Ook de fluiten en gedekten zijn nog heel klassiek van klank. Registers zoals de roerfluit en holpijp zouden zo afkomstig kunnen zijn uit een orgel uit de 18e eeuw! Hoor hoe edel, fluwelig maar ook helder ze hier klinken:

(demonstratie roerfluiten en holpijp)

Zoals gezegd, naast al deze traditionele, klassieke registers paste Maarschalkerweerd ook steeds meer nieuwe registers en andere vindingen toe gedurende zijn lange loopbaan als orgelbouwer. Een laat 18e eeuws/vroeg 19e eeuws register is de flûte travers, oftewel dwarsfluit. Eerst laat Eric de klassieke roerfluit horen, daarna de flûte travers, dan kunt u bij het laatste register al een heel eigen poëtisch geluid horen.

(demonstratie roerfluit en daarna flûte travers)

Beiden klinken ook heel mooi samen.

(demonstratie roerfluit en flûte travers samen)

Deze registers vinden we op het hoofdwerk. Op het bovenwerk vinden we nieuwe registers die de grote invloed van de al genoemde Aristide Cavaillé-Coll verraden. Allereerst de door de geniale Fransman uitgevonden flûte harmonique. Dit is een overblazend register. Dat betekent dat in de pijp een gaatje zit, waardoor de pijp overblaast, alsof er een soort atmosfeer om de toon zit of een heel subtiele ruis. Ter vergelijking eerst de heel klassieke holpijp daarna de flûte harmonique.

(demonstratie holpijp en daarna flûte harmonique)

Ook deze twee klinken schitterend samen.

(demonstratie holpijp en flûte harmonique samen)

Ook kent het orgel een prachtige flûte octaviante, die ook overblazend is, en een octaaf hoger klinkt dan de flûte harmonique.

(demonstratie flûte octaviante)

We vervolgen met de zogenaamde strijkende registers, oftewel de strijkers.

Allereerst de Viola da Gamba. De naam zegt het al: dit register moet de klank van het gelijknamige strijkinstrument in herinnering roepen.

Foto’s in hoge resolutie hier

 

(demonstratie Viola da Gamba)

Dit register kan men combineren met de zogenaamde Voix Céleste. Deze heeft dezelfde soort klank als de Viola da Gamba maar is een heel klein beetje hoger gestemd. Als je deze beide registers combineert ontstaat een bovenaards mooi, zwevend geluid. Letterlijk een hemelse stem.

(demonstratie Viola da Gamba en Voix Céleste)

We kennen ook nog een prachtige strijker die een octaaf hoger klinkt, de salicionaal, eveneens te vinden op het bovenwerk. Op het hoofdwerk bevindt zich een zeer zachte, etherisch klinkende strijker, de Aeoline.

(demonstratie Aeoline)

Met deze subtiele Aeoline zijn we dan inmiddels de Duitse-romantische klankwereld binnengegaan, de derde grote invloed op Maarschalkerweerd. Ook de innige quintadeen op het bovenwerk behoort tot die wereld.

(demonstratie quintadeen)

Al deze klankleuren zijn op een eindeloos te variëren manier met elkaar te combineren. En, van al deze registers kan men zeggen dat ze een grote mate van subjectiviteit aan de dag leggen, zo passend bij het levensgevoel van de Romantiek. De helaas te vroeg gestorven organist en groot Maarschalkerweerd-kenner, Paul Houdijk, schrijft hierover:

De negentiende eeuw is een periode van grote technische, geestelijke, sociale, economische en politieke veranderingen. Dit alles is niet voorbijgegaan aan de kunstwereld, de muziekwereld, en de orgelkunst in het bijzonder.

Houdijk vervolgt dan:

Er openbaren zich tal van nieuwe mogelijkheden in de muziekinstrumentenbouw, alsmede tal van grootse nieuwe vergezichten aan de componisten. De Romantiek wordt mainstream, als het dringend besef dat er naast de wereld van het zintuiglijk waarneembare, het Diesseitige, nog een andere, geheime, wereld is ‘achter de horizon’, het Jehnseitige, de metafysische wereld ofwel het Paradijs. Het is het permanente streven van de romanticus om daar te komen, al lukt hem dat nooit helemaal. Dat is oorzaak van een essentieel filosofisch lijden en verlangen. Het is wel duidelijk dat er in dit licht ook iets met het orgel moest gaan gebeuren.

Tot zover Paul Houdijk. Al die subjectieve, poëtische klankkleuren die Maarschalkerweerd aan dit orgel meegaf, beogen die metafysische wereld op te roepen. En componisten weten hier optimaal gebruik van te maken. Het Benedictus van Max Reger dat u straks gaat horen is hier een overtuigend, bovendien religieus voorbeeld.

Vervolgen we onze ontdekkingstocht door de klank. Het orgel kent zogenaamde tongwerken in Franse stijl à la Cavaillé-Coll. Zij geven de orgelklank grootsheid en kracht.

Dit is de trompet.

(demonstratie trompet)

Op het bovenwerk bevindt zich de wondermooie basson-hobo:

(demonstratie basson-hobo)

In het pedaal bevindt zich dan ook nog een mooie, sonore, tamelijk milde bazuin.

Alle werken kan men door het gebruik van de koppels aan elkaar koppelen zodat de keuze om registers met elkaar te combineren nog heel veel groter wordt. Ook kan zo een indrukwekkende totaalklank bereikt worden.

Een laatste, uiterst belangrijk fenomeen dat niet onbenoemd mag blijven is de zogenaamde zwelkast. Het pijpwerk van het bovenwerk staat achter de zweldeuren: een soort jalouzieën of houten lamellen die de organist door een trede kan openen of sluiten. Als die zweldeuren dicht gaan wordt de klank zachter en omgekeerd, als de deuren open gaan wordt de klank weer sterker. Men kan daar heel subtiel mee spelen. Vele romantische componisten zoals Franck, Vierne en Reger geven dit heel nauwkeurig aan in de partituur. Hierdoor is optimale expressie als uiting van persoonlijke emotie, zo enorm belangrijk in de Romantiek, mogelijk.

(demonstratie zwelkast)

Natuurlijk is niet alles benoemd maar door deze inleiding heeft u, denken we, toch een aardig inkijkje gekregen in de zeer eigen klankwereld van Michaël Maarschalkerweerd.

Veel luistergenoegen bij het concert!

Op dinsdagavond 22 september het volgende, weer beperkt toegankelijke concert in de Lambertuskerk. Aanvang: 20.00 uur. Met organist Gerben Mourik en het koor St. Gregorius. Zie: desteronline.nl/eindelijk-weer-live-muziek-in-lambertuskerk-rotterdam-kralingen/. Aanmelden vooraf is aan te bevelen, zeker omdat er maximaal 100 personen kunnen worden toegelaten. Dit kan via de website van Venster op muziek in de Lambertus (zie hiervoor).