Eind vorige week is op verschillende plaatsen herdacht dat 27 januari 1945 Auschwitz door het Sowjet-Russische leger werd bevrijd. Voor zover ik het kan beoordelen, klonk dit jaar nog meer bezorgdheid door in wat gezegd werd dan in de afgelopen jaren. Op een nieuwe, voor mijzelf nog niet begrijpelijke manier, deel ik die bezorgdheid. Vooral over dat laatste gaat dit stukje deze week.
Een uniek aandachtwaardige presentatie zond het Frans-Duitse televisie cultuurkanaal Arte op 31 januari uit. Het is bij mijn weten de enige televisie-presentatie over Auschwitz waarin het onderwerp niet de onvoorstelbare gruwelijkheden als zodanig zijn. Integendeel.
De documentaire ‘Een dag in Auschwitz’ van Winfried Laasch en Friedrich Scherer documenteert voor de geschiedenis hoe de Endlösung der Judenfrage, de definitieve oplossing van het jodenprobleem, een panegyriek, een laudatio, lofrede, feestprogramma voor de nazi-Duitsers moest zijn. De wereld, in ’t bijzonder de Duitsers, zouden weten hoe geweldig het Duizendjarig Rijk erin geslaagd was om zijn historische missie na de invoering van de Reformatie, de Romantiek nu aan het afronden was. Nu zou Duitsland gidsland voor de wereld worden inzake Racisme: drie maal R! Als prototype zouden daartoe allereerst alle joden vermoord worden.
‘Een dag in Auschwitz’ is een raamvertelling. Historicus Stefan Hördler construeert een rode draad in de serie foto’s die twee professionele fotografen van de SS op die ene dag in Auschwitz 26 mei 1944 maakten.
De film duurt ruim anderhalf uur. Direct na het einde ging ik naar bed. En toen?
Toen niks. In 1714 vroeg de filosoof Gottfried Leibniz zich af: ‘Waarom is er eigenlijk iets en niet veeleer niets?’. Nu, drie eeuwen en negen jaar later, weet ik dat is een onmogelijke vraag. De werkelijkheid is niet dat er “iets” of “niets” is, maar dat er afwisselend “iets” en “niets” is. Dat klinkt natuurlijk idioot. Sterker nog: het is idioot. Maar men wete dat het Duitse woord Idiot een erkend filosofisch begrip is. Het Historische Wörterbuch der Philosophie heeft er een eigen lemma over: Idiotismus: een soort van spreken die niet in gewone woorden van de gewone taal begrijpelijk te maken is – zoiets.
De volgende ochtend was er eigenlijk ook niks. Ik had gewoon goed geslapen, herinnerde me niets van enige droom. Sterker nog: ik had nauwelijks of niet énige herinneringen – hoogstens omtrekken van onzichtbare beelden – als een droom waarvan ik me herinner DAT ik hem gedroomd heb, maar zonder enige idee van de inhoud WAAROVER hij ging.
Wat moet ik hiermee? Nu gaat het beter. Ik begrijp opeens van alles. Doel, inhoud en strekking van de raamvertelling in ‘Een dag in Auschwitz’ werken in twee tegengestelde richtingen aanstekelijk. Ze dringen zich onweerstaanbaar op en ik wil en kan en durf ze niet binnen te laten. Het is echt idioot. Er steekt veel begrijpelijks in de ontkenning van de holocaust.
De uitzending kan in cyberspace gevonden worden:
Zie ook: filosofie.nl/banaliteit-van-het-kwaad (red.)
Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)
recent commentaar