Alles in het leven verloopt ritmisch. Alles gaat op en neer, heen weer, komt en gaat en komt weer terug enzovoort. De filosofie heeft een vakterm voor dit fenomeen: dialectiek.

In de afgelopen weken heb ik in De Ster geschreven over de dialectiek in de relatie tussen de overheid, met haar monopolie op het gebruik van macht waardoor ze anderen onvrij maakt, en de universiteit waar mensen alleen goed kunnen werken voor zover ze dat in vrijheid kunnen doen. Toevallig is een variant van deze dialectiek de vorige week heel dicht bij mij gekomen. Alleen gaat het nu niet over de dialectiek tussen de macht van de overheid en de vrijheid van de onderzoeker, maar die tussen de macht van bestuurders van een organisatie waar ik mee te maken heb en mijn vrijheid.

Het is een akelig maar leerzaam verhaal met een lange voorgeschiedenis. Die begon in 1966. Toen werd in onze stad de Medische Faculteit Rotterdam opgericht. Dat was een bijzondere universitaire instelling die alleen geneeskunde omvatte. Deze MFR kreeg van de overheid uitdrukkelijk een opdracht mee. Ze moest nieuwe vormen van onderwijs onderzoeken en in praktijk brengen. Ik was net afgestudeerd en het leek me wel iets om daaraan mee te gaan doen. De nieuwe vorm waaraan ik mocht meedoen werd ProbleemGestuurd Onderwijs in kleine groepen waarin de student uitdrukkelijk zelf mocht meebepalen wat en hoe het leerproces zou worden opgezet en zou verlopen.

Onze vernieuwing vond weerklank. Mede daardoor geïnspireerd werd in 1972 de Nederlandse Vereniging voor Medisch Onderwijs opgericht om dit alles verder te ontwikkelen. Wetenschappelijk onderzoek naar medisch onderwijs werd de core business van deze NVMO. Ik werd meteen lid. De volgende jaren deed ik af en toe mee op wetenschappelijke congressen. Met name aan zogeheten ‘postersessies’ bewaar ik mooie herinneringen. In zo’n sessie vat de onderzoeker op een groot plakkaat in plaatjes en stukken tekst samen wat hij te melden heeft. Dat ding hangt het hele congres in de wandelgangen en af en toe staat de onderzoeker een uur of zo er een toelichting bij te geven.

Komende herfst heeft de NVMO weer een congres – in Rotterdam! In maart meldde me aan voor deelname en stuurde een abstract in voor een poster over PGO anno 2015. Vorige week kreeg ik deze reactie: ‘De reviewcommissie van het NVMO congres 2015 heeft uw abstract beoordeeld en is helaas tot het oordeel gekomen om het abstract af te wijzen. De kwaliteit en inhoud van het abstract zijn op dit moment van onvoldoende niveau om in het congresprogramma opgenomen te worden. Wij hopen volgend jaar alsnog op een inzending van uw kant te mogen rekenen! Met vriendelijke groeten, Ann Deketelaere. Hoofdorganisator NVMO Congres 2015’

Juist, ja. De botheid van deze reactie wordt slechts overtroffen door de poverheid van de argumentatie, concludeer ik. Zo maak ik dat niet vaak mee. En juist in het universitaire onderwijs is dit tegenwoordig ongebruikelijk. Een student die bij een docent een werkstuk inlevert, heeft recht op een tot in details onderbouwde en beargumenteerde reactie, zeker als het werkstuk van onvoldoende niveau is. Wanneer dit mij als student zou overkomen, zou ik mij wenden tot de universitaire ombudsman oftewel het College van Beroep voor de Examens dat volgens Artikel 7.61 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek elke universiteit heeft. De NVMO heeft voor zover mij bekend niet een dergelijk gremium. Dus rest mij niets anders dan, met spijt, mijn lidmaatschap na ruim 40 jaar op te zeggen.

Bij plaatje: In 1968 kreeg vernieuwing van het universitaire onderwijs de wind in de zeilen door de revolutionaire geest die toen in de wereld waaide. De noodzaak tot vernieuwing van het medisch onderwijs in Nederland kreeg aandacht in het themanummer van juli 1968 van het Nederlands Tijdschrift voor Medische Studenten. Op verzoek van de redactie verbeeldde Marten Toonder de situatie. Docenten (Heer Bommel) en studenten (Tom Poes) trekken samen de tot stilstand gekomen Oude Schicht alias de medische opleiding voort.

Hugo Verbrugh