Geert Meursing kwam in 1975 naar Kralingen als dierenarts omdat hij met paarden wilde werken en paarden waren er in de wijk genoeg. Hij stond letterlijk dag en nacht klaar voor dieren, alle dieren, en hij had weinig tijd voor public relations. Daardoor kenden sommigen hem wellicht als een stugge Drent, maar in brede kring had hij de reputatie kundig en betrouwbaar te zijn. Hij hielp de man in de wijk, verzorgde de paarden van de Koninklijke stallen en behandelde tijgers en exotische dieren bij de vele circussen die bij hem aanklopten. Geert is nu met pensioen en verlaat na veertig jaar Kralingen. Een levensgeschiedenis in het kort.

door Joris Zee

Geert Meursing, geboren in 1944, groeide op in Anderen, in Drenthe, op de boerderij van zijn ouders, een bedrijf met akkerbouw en veeteelt. Als boerenjongen werkte hij mee in het bedrijf van zijn vader. Geert bemoeide zich voortdurend met de diverse dieren in zijn omgeving en met name met hun leed. Zo herinnert hij zich de verschrikking van een lam dat in zijn armen overleed of de eenden waarvan hij de gebroken pootjes spalkte. Als de paardenstallen in de zomers leeg waren, maakte hij er een vijver, van doorgesneden autobanden, die dienst kon doen als revalidatieoord voor eenden en andere vogels. Geert verzamelde ganzen, pauwen, fazanten en vogels die hij zich herinnert als poelepetaten (parelhoenders). Hij bouwde volières voor ze en creëerde zijn eigen dierentuin.

Paarden
Een speciale band had Geert met de paarden. Boeren waren afhankelijk van paarden om de ploeg en de karren te trekken. Er was een samenwerking tussen mens en dier en Geert zegt daar nu nog over: ‘De familie Meursing zonder paarden bestaat niet’. Het verbaasde niemand in zijn omgeving toen hij in 1963 besloot diergeneeskunde te gaan studeren in Utrecht.

In zijn studententijd werkte Geert tijdens de vakanties nog mee op het land van zijn vader. Er werd gehooid, gemaaid en gerooid, maar de ploegen werden inmiddels voortgetrokken door tractoren en paarden dreigden uit te sterven in de boerenprovinciën. Daarom vertrok Geert na zijn studie naar het westen van Nederland. Met de toegenomen welvaart in de jaren zestig kwam er vraag in de grote steden naar manèges en rijpaarden. Geert vertrok naar Naaldwijk en niet alleen; hij was inmiddels getrouwd met Hendrieke uit Groningen, die hij tijdens zijn studententijd had leren kennen. Na een periode van assistentschap in Naaldwijk, vestigde Geert zijn eigen praktijk aan de Mecklenburglaan in Kralingen in 1975.

Kelder
Met de hulp van een aantal potige boeren uit de omgeving groef Geert de kelder van zijn huis uit. Deze bouwde hij om tot praktijk voor kleine huisdieren. Die praktijk hield hij ‘s avonds en in het weekend. Overdag behandelde hij paarden op locatie. De eerste drie jaar werkte Geert als arts alleen. Dat wil zeggen, Hendrieke was zijn achterwacht. Zij zat thuis bij de telefoon als Geert onderweg was in de auto en ze kon hem signalen doorseinen per semafoon. Als het ding een spoedsignaal afgaf, moest Geert zo snel mogelijk een telefoon zien te vinden. Werk was er in overvloed. ‘De stad Rotterdam hield ongeveer op voorbij waar de Kortekade is. Daarachter had je voormalig boerenland, waar talloze mensen woonden met een paar paarden. Bijvoorbeeld aan de Kralingse weg. De paarden daar liepen vaak verwondingen op van het glas dat was overgebleven van de tuinderijen die er hadden gestaan. Je moest vaak eindeloos door de modder waden om bij die beesten te kunnen komen.’

Leeuw
Geert weigerde nooit hulp wanneer er iemand bij hem aanklopte met een ziek dier, vaak gebeurde dit ‘s nachts en kwamen mensen van heinde en verre. De praktijk voor kleine huisdieren was van alle markten thuis. Een wanhopige man probeerde vanuit Duitsland de Meursings te bereiken. Hij reed met een aanhangwagen met een ongeldig kenteken. Al gauw werd hij daarom gevolgd door politie, de marechaussee. Pas op de Mecklenburglaan wist deze de man staande te houden. In de aanhangwagen bleek een zieke leeuw te zitten. Aanvankelijk wilde de politie de aanhanger in beslag nemen, maar daarmee rees de vraag hoe de leeuw dan ooit weer in Duitsland zou komen. Het was een te lastig dilemma voor de handhavers van de wet. ‘De politie zei, u hebt ons niet gezien, we hebben u niet gezien, doei, weg waren ze. Dus ik trok aan de staart van de leeuw en douwde een naald in zijn billen; toen sliep die’. Per brancard werd vervolgens de leeuw Geerts huis binnengesleept.

Geert Meursing dierenarts

Scan-apparatuur
De beginjaren omschrijft Geert als ‘je was een soort uitvinder. Je deed alles wat God verboden heeft om het dier weer beter te maken. Tegenwoordig zijn overal regeltjes voor met medicijnen en gangbare methoden’. Het beroep van dierenarts was aan verandering onderhevig, bijvoorbeeld als het ging om vooruitgang in de techniek. Met name bij rijpaarden kan de belasting van de gewrichten op termijn tot permanente blessures en slijtage leiden. Door middel van scan-apparatuur kunnen veel klachten tijdig worden gesignaleerd en worden verholpen. Als een van de eersten in zijn tijd reed Geert rond met een loodzwaar röntgenapparaat. Hij had een aanhangwagen achter zijn auto om het ding te kunnen verslepen naar de locaties waar hij paarden hielp. ‘Ik ben een pionier geweest met scanapparatuur’, zegt Meursing. ‘Met mijn eerste röntgenapparaat in een aanhangwagen, reed ik bij de mensen langs. Ik was me aan het sjouwen met dat ding! Als je een paard behandelde voor 1000 gulden en je kwam ‘s avonds thuis, dan had je 2000 gulden schade opgelopen aan je apparaat. Dus dat ging zo niet langer’. Geert zocht naar een locatie voor zijn scan-apparatuur, waar hij paarden specialistischer kon behandelen. In de loop der jaren bouwde Geert zijn praktijk uit met één en daarna meerdere assistenten en met een paardenkliniek bij Hazerswoude- Dorp (bij Alphen aan den Rijn) in 1992. Twee van zijn drie zonen gingen er werken en er kwam een team van dierenartsen, assistenten, een hoefsmid en dierfysiotherapeuten.

Nooit vakantie
Geert werkte altijd gelijk op met de andere artsen binnen zijn praktijk, of eerder, andere artsen probeerden gelijk met hem op te werken. Het lukte Herman, zijn trouwe hoefsmid, ternauwernood nog om er twee weken per jaar tussenuit te knijpen. Geert werkte door, overdag op de kliniek, om zes uur at hij thuis zijn warme maaltijd en om zeven uur had hij zijn praktijk aan huis. Ook ‘s nachts was hij oproepbaar. ‘Vakantie heb ik in mijn hele leven nooit gehad. Ik werkte iedere nacht. Je wist niet beter.’

Als je hem er naar vraagt is hij bescheiden over de loop van zijn carrière alsof het die van een doorsnee dierenarts betreft, maar feit is dat hij als arts grote waardering ondervond. Hij werkte vele jaren voor de Koninklijke stallen in Den Haag, hij verzorgde ook de paarden, dertig jaar lang, met Prinsjesdag. Hij werkte zowel voor de bereden politie van Rotterdam, als voor de hondenbrigade en hij was negenentwintig jaar een van de veterinairs op het CHIO in Kralingen. Maar onlangs nam zijn gezondheid af en moest hij stoppen met zijn werk. Daarom koos Geert ervoor om Kralingen te verlaten en dichter bij zijn kliniek te gaan wonen, bij de kleinkinderen, zijn familie en daar horen ook zijn paarden toe. Uit dezelfde merrie- bloedlijn waarmee zijn vader vanaf 1936 fokte heeft hij nu nog steeds nakomelingen. ‘Paarden zijn altijd in de familie geweest.’ Geert gaat naar de plek waar zijn paarden grazen.


 

Geert Meursing 1999Ik maakte Geert Meursing als arts mee in 1999. Ik reisde mee met het circus Royale. Op een zondag stonden we op het Malieveld in Den Haag. Om met het circus daar te mogen staan, moesten de paarden op stel en sprong een wormkuur krijgen. Er was echter geen dierenarts in de buurt bereid om langs te komen. Maar Geert Meursing uit Rotterdam kwam wel. Het circus zat krap bij kas. In ruil voor zijn medische verrichtingen kreeg hij twee vrijkaartjes voor de voorstelling. Geert herinnert zich dat hij onderweg naar de voorstelling, met Hendrieke, twee boetes opliep; een voor rijden door rood en een voor fout parkeren.

Joris Zee

Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)
[wysija_form id=”1″]