Op 31 oktober 2017 herdenken wij dat een half millennium geleden Maarten Luther in Wittenberg het startschot gaf voor wat de Reformatie zou worden. De Rooms-Katholieke kerk dreef zwarte handel in zogenoemde aflaten voor zonden en verkeerde in een crisis, er waren geregeld protesten en Luther stak de lont in het kruitvat door een plakkaat met  95 stellingen aan de kerkdeur van de slotkerk te Wittenberg te nagelen waarin hij de misstanden hekelde.

Zo wil het althans de fable convenue, het sprookje waaraan wij overeengekomen zijn te geloven.  Historisch-wetenschappelijk staat wel vast dat het niet letterlijk zó gegaan kan zijn, maar dat deert ons niet – zeker niet in deze tijd van framing, de recent in het Nederlands terechtgekomen Engelse term voor een overredingstechniek waarbij men woorden en beelden zo kiest, dat ze impliciet een door vooroordelen, geheime oogmerken en ideologische overtuiging geframede boodschap overbrengen. Leve de nepwetenschap, ‘alternatieve feiten’ en post-truth! ‘Wetenschap is ook maar een mening’. Oftewel, naar goede, oude Italiaanse gewoonte: ‘se non è vero è ben trovato‘, oftewel ‘als het al niet waar is [en vrijwel zeker is het niet waar], dan is het in elk geval mooi gevonden, en dáár gaat het om, toch?

Morgen begin ik weer met een keuzevak Toegepaste Wetenschapsfilosofie voor derdejaars studenten psychologie. Voor het eerst sinds ik daarbij behalve Nederlandstalige ook buitenlandse studenten heb, doe ik het in één groep – en dan uiteraard in het Engels. Dat kan nog wat worden! Het is een actueel onderwerp.

‘Onderwijs in het Engels is populair bij universiteiten, die graag internationale studenten aantrekken’, stond in de krant van 21 oktober. ‘De groei van het Engelstalig onderwijs is omstreden. De meeste partijen in de Tweede Kamer betuigen bijval aan een pleidooi van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen om ook het Nederlands in opleidingen goed te onderhouden, zeker voor studenten die waarschijnlijk in het Nederlands zullen werken. Bijvoorbeeld psychologen die met Nederlandse patiënten te maken krijgen.

Aan de Radboud Universiteit in Nijmegen hebben drie tweedejaars psychologie studenten een petitie opgesteld tegen de tweetaligheid. ”Omdat docenten gedwongen zijn Engels te spreken, houden ze zich vaak angstvallig aan de tekst van de powerpointdia’s”, stellen de studenten. “Studenten horen dan wat ze op het scherm kunnen lezen. Vorig jaar, in het Nederlands nog, gaven docenten extra uitleg of vertelden ze interessante verhalen over professionele ervaringen die ze hadden. ‘Daar is zo’n hoorcollege voor.’ Nu durven ze dat vaak niet omdat hun de woordenschat ontbreekt.” De drie protesterende studenten hebben een gesprek gehad met de onderwijsdirecteur maar dit heeft niet tot veranderingen geleid.

Maar niet iedereen vindt al die Engelstaligheid verkeerd. Sterker nog, sommigen bepleiten volledige ééntaligheid. Willem van der Does, hoogleraar psychologie, Universiteit Leiden, ventileerde een dag of wat later in een brief in de krant een duidelijke mening: “De petitie van drie psychologiestudenten tegen het Engelstalige onderwijs op de universiteit is een achterhoedegevecht. Over niet al te lange tijd zal de ruim honderd jaar dat Nederlands de voertaal aan Nederlandse universiteiten was, gezien worden als een intermezzo tussen het Latijn en het Engels. Nederlandse universiteiten die hun top-100-positie willen behouden, zullen Engels als voertaal aannemen. Het maakt hen aantrekkelijker voor buitenlandse wetenschappers en ook het gemiddeld niveau van de studenten blijkt te stijgen. …  Als alle bacheloropleidingen in het Engels worden gegeven, moeten wel maatregelen getroffen worden om het aandeel Nederlandse studenten te beschermen”.

Nederlandstalig onderwijs aan de universiteit als een intermezzo tussen Latijn en Engels – dàt is nog eens een theorie! Daar zou ik meer over willen weten! Voorlopig kan ik moeilijk geloven dat vanaf 1575, de oprichting van de Academia Lugduno-Batava oftewel de eerste universiteit in Nederland (Universiteit van Leiden. Red.), hier alles in het Latijn zou zijn gegaan tot … – ja tot wanneer? Professor Van der Does noemt geen precieze tijdsduur, maar zijn gebruik van het woord ‘intermezzo’ voor de tijd waarin even Nederlands zou zijn gesproken suggereert dat dit toch minstens tot ergens medio 19e eeuw moet zijn geweest. Dat vind ik zo lachwekkend ongeloofwaardig dat ik mij de taalkundige jokkernij heb veroorloofd die nu als titel boven dit stukje staat.

Hugo Verbrugh

De NRC zou er goed aan doen een deskundige dit vermeende feit in hun rubriek ‘fact check’ te checken.

Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)

Dit veld is vereist.
Lees hier de privacyverklaring Hiermee geeft u toestemming om wekelijks een nieuwsbrief te ontvangen.