Er zijn altijd veel verhalen die de ronde doen als je aan de kant van het voetbalveld staat. Ook ik doe daar keihard aan mee. Daar ben ik mens voor, namelijk nieuwsgierig ingesteld. Ik wil graag weten waar een verhaal vandaan komt en blijf meestal doorvragen. Ik neem geen genoegen met een gerucht.

En als je doorvraagt zie je die schouders allemaal omhoog gaan. Zo van: “Ik weet het ook niet maar dit is wat ik hoorde.” Zie je het al voor je? Dat we met z’n allen dat gerucht verspreiden en niemand weet waar het vandaan komt en of het waar is. Maar we kijken intussen wel allemaal interessant als wij dat verhaal doorvertellen. Zo hoor je dat die en die wordt doorgeschoven naar een hoger elftal. Of dat die vervroegd een contract krijgt. Met de mening van degeen die het vertelt eraan vast geplakt. Het leuke hiervan is de manier waarop. Zo van: “Niet doorvertellen maar moet je ‘s horen…” Dat is zo komisch om mee te maken. Want wat de verteller niet weet, is dat ik onderweg al door drie anderen was aangesproken met dit ‘unieke’ verhaal dat niet doorverteld mag worden.

Eigenlijk is het een grote ‘soap’ langs de lijn. Van ouders, oma’s, opa’s, ooms en tantes, vrienden, familie, zo kan ik nog doorgaan. De jonge spelers moeten een uur voor de aanvang van de wedstrijd aanwezig zijn. Met als gevolg dat je als ouder elke week een uur voor aanvang op de club aanwezig bent. Je moet toch wat met die tijd. Je kan elkaar moeilijk een uur zwijgend aankijken. Vooral in het begin van het seizoen. Dan kijkt een ieder een beetje afwachtend en onwennig naar elkaar. Af en toe een knikje. Het meest vervelende is, als je nieuw aansluit bij de groep. Het gebeurt elk jaar dat er een paar nieuwe jongens bij komen omdat er een paar weg zijn gegaan. Je komt de club binnengelopen. Waar moet je in godsnaam gaan staan? Eigenlijk heb als nieuweling van tevoren al buikpijn. Je speelt die film een paar keer af in je hoofd. Ik kom de club binnen en dan? Vind ik aansluiting? Hoe zijn de andere ouders van het team? Want je bent toch een jaar ‘veroordeeld’ tot elkaar.

Klikt het?
Je zou het ook kunnen omdraaien. Door de club met een rechte rug binnen te stappen en 1 of 2 keer de groep te ‘scannen’ vanaf een afstand. Snel je algemene indruk vormen. Want wij volwassen hebben reeds wat levenservaring. Als je dat meeneemt, weet ik zeker dat je al na 2 keer weet waar en bij wie jij je het prettigst voelt. Je komt de volgende keer de club met een ander gevoel binnen. Omdat je weet naar wie je kunt uitkijken. Ik zie dat sommige ouders gewoon geen aansluiting vinden. Ligt het aan henzelf ? Ligt het aan de groep? We kunnen het altijd bij een ander zoeken. Ik ben meer het type dat het dichtbij zoekt. Hoe zou ik me voelen als niemand mij erbij zou halen? Dat is al een hele goede reden om ervoor te zorgen dat ik af en toe een praatje maak. Als het klikt, merken we dat onderweg wel. Het feit dat je de ander erbij haalt, is al voldoende. Intussen vordert het seizoen. Je ziet de mensen zich langzaam groeperen. Ik ben niet zo snel van: “Ik hoor bij jou.” Omdat het verplichtingen schept. Dat wil ik niet. Op de zaterdag is het een stukje ontspanning langs de lijn. Dan wil ik me vrij voelen om te gaan en staan waar ik wil. De ene keer ben ik wat amicaler dan de andere keer. Dat hangt af van hoe ik me voel. Waar ik wel achter ben, is dat de kinderen wel in de gaten hebben of hun ouders aansluiting vinden of niet. Als je ongelukkig en eenzaam langs de kant staat, doet het je kind geen goed. Die piekert zich suf waarom zijn familie geen aansluiting vindt. Ik bedoel… Als je aan de kant van de voetbalvelden kijkt, lijkt het over het algemeen een gezellige bedoening. Maar als je goed kijkt, zie je ook veel eenzaamheid. Kijk eens om je heen. Dat is wat ik wil meegeven. We hebben elkaar nodig. En aan de nieuwe ouders wil ik meegeven: maak gewoon een praatje. Heb het desnoods over het ‘weer’ voor mijn part. Je merkt vanzelf welke kant het gesprek op gaat.

Lita Gunther