Mijn vrouw Arina en ik waren fervente honkballiefhebbers. Wij zeiden soms schertsend dat de ontwikkeling van de baseballsport de belangrijkste rechtvaardiging van het bestaan van de Amerikanen vormt. Jarenlang bezochten wij wedstrijden: van R.F.C. (het latere Eurostars), van Sparta met het legendarische Antilliaanse spelerstrio: Hudson John, Simon Arrindell en Hamilton Richardson en van Feyenoord dat werd gecoacht door mijn vriend Wim Onderstal, voor wie ik ook promotiemateriaal ontwierp.

Nu mijn vrouw er niet meer is en ik niet meer actief kan sporten, meld ik mij geregeld bij honkbalclub Neptunus, die sinds enige tijd Curaçao-Neptunus heet, de enige ploeg in Rotterdam die nog op het hoogste niveau speelt. Aan de kassa van het familiestadion, zoals de website het terecht noemt, word ik vriendelijk begroet: ‘Voor u zeker een kinderkaartje, meneer? En u kunt daar parkeren.’ Ik klauter uit mijn auto.

De tribunes zijn bereikbaar via de kantine. Daar is het gezellig druk. Zwart en wit door elkaar; van racisme is hier natuurlijk geen sprake. Ik geniet erg van die kleine zwarte makkertjes. Dat komt door mijn Afrikaanse (stief)kleindochter die als grietje ’s ochtends graag bij ons in bed kroop.

De eerste ring bereik ik (met mijn stok) via de metalen trap. Maar ik wil hoger zitten zodat ik over de dug-out heen kijk en het eerste honk kan zien. Naar de hogere rijen gaat het moeilijker: de opgeklapte kunststof stoeltjes bieden geen stevig houvast. Maar ik krijg een helpend handje.

Curaçao-Neptunus speelt tegen HCAW uit Bussum. De tribunes zijn goed bezet. Opvallend is het grote aantal vrouwen dat de eigen spelers luidkeels aanspoort; dat was vroeger ook al zo. De ploegen zijn aan elkaar gewaagd; er wordt flink geslagen en het veldspel is goed verzorgd. Halverwege de zevende inning klinkt traditioneel het lied ‘Take Me Out to the Ball Game’.

De relaxte sfeer heeft alles te maken met het feit dat honkbal geen contactsport is. Alleen op de honken en op de plaat kan het tot persoonlijke confrontatie komen. Maar daar staan de scheidsrechters met hun neus bovenop en hun gezag wordt zelden aangevochten. Laat staan dat het publiek zich ermee bemoeit. Dat is bij sommige sporten wel anders.

De wedstrijd wordt door de thuisclub krap gewonnen. In de kantine raak ik aan de praat met coach Greg Muller, een Amerikaan met een indrukwekkende knevel, die als speler voor de New York Mets uitkwam. Hij coacht de Rotterdammers sinds vier jaar, dus de naam Onderstal zegt hem niet veel (Wim Onderstal werd al in 1989 met Neptunus kampioen van Nederland). Maar zijn leuke partner, een hockeyspeelster met een fikse brandwond, opgelopen op een kunstgrasveld, weet wél alles van de  Rotterdamse honkbalgeschiedenis.

Ook ontmoet ik Chris Mast die honkbalscheidsrechter was in de periode dat Onderstal met Feyenoord naar de hoofdklasse van de KNBSB  promoveerde. Chris herkent mij, na al die jaren nog, aan mijn bakkebaarden. Het wordt een unieke avond, met een hoog nostalgiegehalte.

Jan Wagner


Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)

Dit veld is vereist.
Lees hier de privacyverklaring Hiermee geeft u toestemming om wekelijks een nieuwsbrief te ontvangen.