Tot een paar jaar geleden was Zutphen mij grotendeels onbekend.’ Met die zin begint een onlangs verschenen boekje dat aandacht verdient. Het is van Ilse Marrevee (1962; ze studeerde theoretische psychologie en Franse taal- en letterkunde en werkt als freelance journalist).
In 2007 kreeg ze tijdelijk werk bij een uitgeverij in Zutphen en leerde ze de stad beter kennen. Daar ontdekte ze dat in die stad een opmerkelijk groot aantal antroposofen woonden. Ze leerde er een aantal van kennen, en raakte geïnteresseerd. In dit boekje getiteld ‘Antroposofie ontmoet’, laat zij twaalf van hen, allemaal geboren tussen 1938 en 1962, hun verhaal doen. Zo komen onder andere een arts, rechter, boer, hulpverlener, orthopedagoog, docent kunst, historicus, verpleegkundige, planoloog aan het woord. In stukjes van tien à vijftien bladzijden geeft ieder van hen een openhartig, authentiek, doorleefd en verhelderend inzicht in hoe het is om als antroposoof te leven en werken.
H e t boekje is uniek informatief voor iedereen, binnen en buiten de antroposofie, die wil weten hoe mensen omgaan met het gedachtegoed van Rudolf Steiner (18611925). Tegelijk is het een originele manier om professioneel, als onderzoeksjournalist, dit onderwerp te benaderen. Vooral over dat laatste gaat het hier.
Even zo authentiek als de door haar geïnterviewde ‘sofen’ schrijft Ilse Marrevee zelf over hoe ze op haar onderwerp gekomen is. Ze vertelt hoe ze ‘s ochtends broodjes bij de biologische bakker haalt: ‘Rond negen uur was het er al opvallend druk. Er waren dan vooral veel ouders die net hun kinderen naar school hadden gebracht. De flarden conversatie die ik opving, klonken als een groepstaal … Het was de toon van wederzijdse verwondering en bevestiging. Van sommige woorden had ik het idee dat ze verwezen naar een andere betekenis dan die ik kende of in ieder geval naar een andere connotatie die ik niet helemaal begreep. De aanwezige affiches en folders kondigden bijeenkomsten, voorstellingen, cursussen en workshops aan. Veel van deze activiteiten hadden een link met de antroposofie, waar ik nauwelijks iets van wist. Het werd mij duidelijk dat er in Zutphen naar verhouding veel mensen geïnteresseerd zijn in de antroposofie. Concreet was dat ook te zien aan de aanwezigheid van onder meer verschillende vrijescholen, een therapeuticum, een antroposofische boekhandel, een antroposofische bibliotheek en natuurtextielwinkels. Geïntrigeerd besloot ik op onderzoek uit te gaan naar de belevings- en gedachtewereld van mensen voor wie de antroposofie van grote betekenis is in hun leven. Het ging mij niet om het gedachtegoed zoals grondlegger Steiner het zelf heeft geformuleerd maar om de betekenis die individuen aan de antroposofie toekennen in hun leven en denken. Schetsen zijn het uiteindelijk geworden, waarin twaalf mensen, woonachtig in en rond Zutphen, vertellen wat de antroposofie voor hen betekent’.
Een artikel uit dagblad De Stentor over het boekje stelt het zeer pregnant: ‘Dit zijn geen doorsnee gesprekken. En het zijn ook geen doorsnee mensen. Ilse Marrevee uit Leiden, een aantal maanden werkend en s o m s overnachtend in Zutphen, merkte in 2007 op straat en in winkels al snel dat een duidelijk deel van de Zutphense bevolking een soort subcultuur vormt. ,,Het was de manier van spreken, van dingen benoemen.’’ … Meer dan gemiddeld is antroposofie hier geworteld. Naar schatting 10 tot 15 procent van de Zutphense bevolking heeft duidelijke affiniteit met de antroposofie’.
Dit eerste stukje fenomenologische onderzoeksjournalistiek over wat antroposofie voor mensen betekent, smaakt naar meer. Ik ga enkele leidende figuren in de antroposofische beweging voorstellen dat zij Ilse Marrevee uitnodigen om op deze manier ook in andere steden onderzoek te doen naar de wisselwerking tussen de antroposofie en de genius loci, de speciale geest van de plaats. Op de site van De Ster geef ik een voorzet voor een boekje zoals ik dat zie over (de) antroposofen in Rotterdam.
Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)
[wysija_form id=”1″]
Het eerste stukje fenomenologische onderzoeksjournalistiek over wat antroposofie voor mensen betekent, dat Ilse Marrevee in haar boekje presenteert, smaakt naar meer. Ilse Marrevee verdient het te worden uitgenodigd om op deze manier ook in andere steden onderzoek te doen naar de wisselwerking tussen de antroposofie en de genius loci, de speciale geest van de plaats. Hieronder geef ik een voorzet voor een boekje zoals ik dat zie over (de) antroposofen in Rotterdam.
Het leidmotief worde de notie van’unfinished business’. Dat is mooi concreet en neutraal, en terwijl niemand kan definiëren wat het is, weet iedereen wat ermee bedoeld wordt].
De ‘unfinished business’ die mij met Rotterdam verbindt, heeft te maken met een wijze oudere vriend die me omstreeks 1964 zei ‘daar kun je iets nieuws beginnen’, en ik wilde toen iets nieuws beginnen. Daar ben ik ik nog steeds mee bezig, en ik ben dan ook niet weg te branden uit ‘Rotjeknor’. Een andere wijze oude vriend, die ik in Rotterdam leerde kennen, beschouwde onze stad als een typische havenstad voor iemand die onderweg is, en niet meer dan dat. Je komt er aan, bent er een tijdje, het bevalt je misschien maar dat doet er niet toe want je gaat na enige tijd weer weg, naar de volgende haven – zo ongeveer. Die vergelijking met een haven kan misschien een aardige beeldspraak zijn als je het over je biografie door meerdere incarnaties hebt, maar hier en nu en in verband met Rotterdam kon ik toen, en kan ik nog steeds niet, anders dan concluderen dat – laat ik het voorzichtig zeggen – déze wijze oude vriend in deze mooiste stad van Nederland iets gemist heeft wat ik er wel in gevonden heb.
Rotterdam is de meest spirituele stad van Nederland, want Rotterdam is ‘de stad die de leegte eert’. Dat heb ik niet van mezelf. .Begin september 1996 werd de Erasmus-brug geopend. De nieuwe stadswijk, genaamd ‘De Kop van Zuid´, kreeg een nieuwe verbinding met het centrum van de stad. Een dag of wat voor de opening hadden een redacteur van het Algemeen Dagblad en de architect van de brug Ben van Berkel een wandeling door de stad gemaakt. Op een hele pagina van de krant deden ze in de vorm van foto´s met bijschriften verslag van hun bevindingen. De kop erboven luidde ´Een stad die de leegte eert´. Dat herkende ik. Sinds ik hier ben komen wonen, zomer 1964, heb ik me afgevraagd wat het unieke en bijzondere van Rotterdam is. Sinds begin september 1996 weet ik het. Rotterdam is de stad van de leegte: de leegte in esoterisch-filosofische zin: de uitdaging, de oproep om iets te doen. Heeft mijn wize Rotterdamse vriend dit niet opgemerkt in de jaren dat hij hier woonde en leefde en werkte? Of is dit bijzondere karakter van Rotterdam pas na 1968 waarneembaar geworden? Of dit alles misschien alleen maar inbeelding, ‘wishful thinking’ van mij zelf?
De relatie tussen Rotterdam en de antroposofen is een verhaal op zich zelf. Rotterdam was de stad van de legendarische Valentin Tomberg (1900-1973), een van de weinige antroposofen (voor zover je hem nog aldus mag kwalificeren) die internationaal bekend is (zie Wikipedia voor details). Tomberg was hier neergestreken toen hij omstreeks 1930 uit Estland hierheen kwam, en was zelfs enige tijd de plaatselijke vertegenwoordiger van de antroposofie, tot hij op verzoek van de toenmalige voorzitter van de Vereniging, Willem Zeylmans van Emmichoven, zijn lidmaatschap opzegde omdat zijn interpretatie van de antroposofie wat al te onaannemelijk werden.
Een heel ander verhaal is de waardering van Bernard Lievegoed (1905-1992), van 1961 tot 1975 voorzitter van de Antroposofische Vereniging, voor onze stad. Hij werd in de jaren vijftig een erkende autoriteit op het gebied van wat we nu bedrijfskunde noemen, en werd in 1954 benoemd als hoogleraar in de Sociale Pedagogie aan de Nederlandse Economische Hogeschool (later: Erasmus Universiteit Rotterdam) waaraan hij tot 1973 verbonden bleef – de eerste antroposoof die in Nederland hoogleraar werd. Ook daar ligt ‘unfinished business’.
***
Het verhaal over Rotterdam als stad die de leegte eert staat in het Nawoord bij het stripverhaal ‘De Avonturen van Het eerste stukje fenomenologische onderzoeksjournalistiek over wat antroposofie voor mensen betekent, dat Ilse Marrevee in haar boekje presenteert, smaakt naar meer. Ilse Marrevee verdient het te worden uitgenodigd om op deze manier ook in andere steden onderzoek te doen naar de wisselwerking tussen de antroposofie en de genius loci, de speciale geest van de plaats. Hieronder geef ik een voorzet voor een boekje zoals ik dat zie over (de) antroposofen in Rotterdam.
Het leidmotief worde de notie van’unfinished business’. Dat is mooi concreet en neutraal, en terwijl niemand kan definiëren wat het is, weet iedereen wat ermee bedoeld wordt].
De ‘unfinished business’ die mij met Rotterdam verbindt, heeft te maken met een wijze oudere vriend die me omstreeks 1964 zei ‘daar kun je iets nieuws beginnen’, en ik wilde toen iets nieuws beginnen. Daar ben ik ik nog steeds mee bezig, en ik ben dan ook niet weg te branden uit ‘Rotjeknor’. Een andere wijze oude vriend, die ik in Rotterdam leerde kennen, beschouwde onze stad als een typische havenstad voor iemand die onderweg is, en niet meer dan dat. Je komt er aan, bent er een tijdje, het bevalt je misschien maar dat doet er niet toe want je gaat na enige tijd weer weg, naar de volgende haven – zo ongeveer. Die vergelijking met een haven kan misschien een aardige beeldspraak zijn als je het over je biografie door meerdere incarnaties hebt, maar hier en nu en in verband met Rotterdam kon ik toen, en kan ik nog steeds niet, anders dan concluderen dat – laat ik het voorzichtig zeggen – déze wijze oude vriend in deze mooiste stad van Nederland iets gemist heeft wat ik er wel in gevonden heb.
Rotterdam is de meest spirituele stad van Nederland, want Rotterdam is ‘de stad die de leegte eert’. Dat heb ik niet van mezelf. .Begin september 1996 werd de Erasmus-brug geopend. De nieuwe stadswijk, genaamd ‘De Kop van Zuid´, kreeg een nieuwe verbinding met het centrum van de stad. Een dag of wat voor de opening hadden een redacteur van het Algemeen Dagblad en de architect van de brug Ben van Berkel een wandeling door de stad gemaakt. Op een hele pagina van de krant deden ze in de vorm van foto´s met bijschriften verslag van hun bevindingen. De kop erboven luidde ´Een stad die de leegte eert´. Dat herkende ik. Sinds ik hier ben komen wonen, zomer 1964, heb ik me afgevraagd wat het unieke en bijzondere van Rotterdam is. Sinds begin september 1996 weet ik het. Rotterdam is de stad van de leegte: de leegte in esoterisch-filosofische zin: de uitdaging, de oproep om iets te doen. Heeft mijn wize Rotterdamse vriend dit niet opgemerkt in de jaren dat hij hier woonde en leefde en werkte? Of is dit bijzondere karakter van Rotterdam pas na 1968 waarneembaar geworden? Of dit alles misschien alleen maar inbeelding, ‘wishful thinking’ van mij zelf?
De relatie tussen Rotterdam en de antroposofen is een verhaal op zich zelf. Rotterdam was de stad van de legendarische Valentin Tomberg (1900-1973), een van de weinige antroposofen (voor zover je hem nog aldus mag kwalificeren) die internationaal bekend is (zie Wikipedia voor details). Tomberg was hier neergestreken toen hij omstreeks 1930 uit Estland hierheen kwam, en was zelfs enige tijd de plaatselijke vertegenwoordiger van de antroposofie, tot hij op verzoek van de toenmalige voorzitter van de Vereniging, Willem Zeylmans van Emmichoven, zijn lidmaatschap opzegde omdat zijn interpretatie van de antroposofie wat al te onaannemelijk werden.
Een heel ander verhaal is de waardering van Bernard Lievegoed (1905-1992), van 1961 tot 1975 voorzitter van de Antroposofische Vereniging, voor onze stad. Hij werd in de jaren vijftig een erkende autoriteit op het gebied van wat we nu bedrijfskunde noemen, en werd in 1954 benoemd als hoogleraar in de Sociale Pedagogie aan de Nederlandse Economische Hogeschool (later: Erasmus Universiteit Rotterdam) waaraan hij tot 1973 verbonden bleef – de eerste antroposoof die in Nederland hoogleraar werd. Ook daar ligt ‘unfinished business’.
***
Het verhaal over Rotterdam als stad die de leegte eert staat in het Nawoord bij het stripverhaal ‘De Avonturen van Rodjeknor’ van Maud Kips e.a., Uitgeversmaatschappij Ad. Donker, Rotterdam, 1999.
Behalve voor een beter inzicht in de eigenaardigheden van de stad (jawel!) Zutphen, hebben de interviews van Ilse Marrevee mij, als één van de figuranten in haar boek, ook veel geleerd.
Haar indringende vragen over wat de verhouding tot de antroposofie nu écht voor mij betekent, maakte het vaak nodig mijn eigen ‘vanzelfsprekendheden’ nog weer eens heel kritisch tegen het licht te houden. Daardoor kom je in elk geval tot nieuwe en toegankelijker formuleringen maar ook nog eens tot heel nieuwe inzichten over je eigen beperkte begrip. Daarnaast heb ik gewoon heel veel plezier aan de vele gesprekken met Ilse beleefd.
De bijdragen van de anderen, waarvan ik de meesten al lang vrijj goed meende te kennen, hebben mij onvermoede kanten van hen getoond. En hoe iedereen, met zijn hoogst persoonlijke vraag, uit een uiterst rijke bron kan te putten om zo tot een uniek antwoord te komen. Ik kan dan ook haast niet wachten wat de editie over Rotterdam weer voor heel onverwachte facetten aan het licht zal brengen.
Werk genoeg, want er zijn verder nog heel veel plaatsen in het land die hun inwoners op heel eigen manieren motiveren. Dat kan een mooi boeket worden.
Via via kreeg ik vanuit Zutphen nog een aanvullende reactie binnen onder het motto ‘Spiritus loci’ [aardige variant op het bekende genius loci’]:
Arnold Gerritsen is bij mijn weten de eerste die Zutphen karakteriseerde als ‘antroposofische stad’. Dat moet destijds (2003, was het geloof ik) nog een hele opschudding in Zeist te weeg gebracht hebben. Onze geestverwanten in het westen vonden al langer ‘dat wij met onze rug naar de IJssel stonden’. Als er hier dan weer eens een delegatie aankwam, ontving ik ze steeds met “Welkom in Midden-Europa”. Want wordt aan de IJssel niet bij uitstek, al eeuwen lang, de verbinding gelegd tussen spiritualiteit en de praktijk van ‘het gemeenen leven’, zeg maar ‘het dagelijks bestaan’? Ik denk, dat ook mijn 11 boekgenoten, regelmatig geïnspireerd zullen zijn door de Zutphense Spiritus Loci. [… volgen plaatselijke geintjes.]