Overmorgen is het Witte Donderdag. Dat is een voorbode van de zogeheten paastijd. Omdat ik er niet zeker van ben dat iedere lezer van De Ster weet wat dat is, kopieer ik even van de site van KRO-NCRV: ‘De Paastijd is de vijftigdaagse periode die begint in de Paasnacht en eindigt op het hoogfeest van Pinksteren. In de liturgie van de Paastijd staat de vreugde om de Verrijzenis van Christus centraal.’
Het voorbehoud dat ik hierboven maak, is niet ironisch, laat staan sarcastisch bedoeld. Een inspirerend toeval maakt dat vorige week als groot nieuws het onderzoek bekend werd over God in Nederland. Het onderzoek werd in opdracht van de KRO samengesteld door Ton Bernts van het Kaski-instituut van de Radboud Universiteit Nijmegen en Joantine Berghuijs van de Amsterdamse Vrije Universiteit. Daaruit blijkt dat, ietwat kort door de bocht samengevat, hoegenaamd niemand in Nederland nog weet waar god, God, de bijbel, Jezus, Christus and all that over gaan. Kortom, dit is een goed moment om even een paar stukjes kennis van zaken in herinnering te roepen.
Noteer de lichtvoetige toon in de vorige zin. Ik ga “even een paar stukjes kennis van zaken in herinnering roepen”. In die stijl schrijft men toch eigenlijk niet over … – ja, waar wil ik eigenlijk over schrijven? Terwijl ik nadenk over de vraag waaróver ik hier nu wil schrijven, komt een curieuze associatie bij mij boven [misschien kan ik beter schrijven: “komt een curieuze associatie van boven bij mij”, want juist over wat “van boven komt” moet dit stukje gaan]. In het gewone dagelijkse leven overkomt het me geregeld dat ik niet begrijp wat iemand zegt; evenzo gebeurt het vaak dat iemand niet begrijpt wat ik zeg. Dat is niet speciaal een probleem alleen van mij. Het is een probleem van iedereen en van alle tijden en alle culturen. Het onderwerp van dit stukje staat zeer hoog in de top tien van het soort onbegrijpelijkheden die ik hier bedoel. Een klassieke Latijnse uitdrukking uit de beginjaren van het christendom vat dit samen: ‘Credo quia absurdum’. Vrij vertaald, met toevoeging van een paar woorden waarin ik uitleg wat hier gezegd wordt en bedoeld is: ‘Ik geloof, dat wil zeggen ik kan niet anders dan geloven, dat Christus uit de dood is opgestaan, want het is letterlijk wonderbaarlijk; het kan niet, dus is het onacceptabel voor het gewone verstand’. Ook hier past weer een voorbehoud, want over wat hier precies gezegd resp. bedoeld is, wordt door theologen en filosofen en andere uitleggers al bijna tweeduizend jaar gekissebist.
Omdat Pasen niet een goed moment is om te kissebissen vat ik nog een ander, eenvoudiger stukje kennis van zaken samen. De paasdatum ligt niet vast in de kalender. Het is de eerste zondag na de eerste volle maan na de zogenoemde lente-equinox: het begin van de astronomische lente. Dit jaar is dat relatief vroeg; volgend jaar valt Pasen op 16 april. Die berekening van de paasdatum is een letterlijk ultra-precieze aangelegenheid. Dit jaar viel de lente-equinox op 20 maart om 04.30 uur, volgend jaar op dezelfde dag om 10.28 uur. De mix van deze precisie in het ultra-kleine in de voorspellingen in de tijd met de oneindig grote omvang van de kosmos waarin dit alles zich afspeelt in de ruimte, is wonderbaarlijk. Toch hoeven we niet alleen maar aan dit wonderbaarlijke te geloven, met alle risico’s van dien. Wie goed kan ‘luisteren’, hoort in de bewegingen van de hemellichamen de ‘klank’ van de aloude harmonie der sferen. Het klassieke Griekse begrip ‘logos’, te vertalen als ‘het scheppende wereldwoord’, drukt die hoorbaarheid uit. Dáár ligt een ander aspect van het probleem. ‘In het begin was de “logos”‘, zo begint het Evangelie volgens Johannes. Tweeduizend jaar later hebben we als karikatuur daarvan alleen nog het geschreeuw van Trump over. In die stemming is het moeilijk Pasen te vieren
Wordt vervolgd op dinsdag 3 mei, twee dagen voor Hemelvaartsdag.
Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)
[wysija_form id=”1″]
recent commentaar