Vorige week was er veel aandacht voor ‘De akeligste kant van showbusiness (…) seksueel wangedrag en machtsmisbruik van mannen die werken of werkten bij talentenshow The Voice of Holland’ (NRC voorpagina 21 januari). Die akeligste kant werd donderdagmiddag breed uitgemeten in een reportage van tv-maker Tim Hofman van het online BNNVARA-programma BOOS. ‘Tientallen vrouwen hadden zich na een oproep gemeld, met getuigenissen over ongepast gedrag om en rond het succesformat dat mediamiljardair John de Mol in 2010 op tv bracht en waar hij nog tot 2020 bij betrokken was’. (NRC).

In de NRC van vrijdag 21 januari stond, vrijwel zeker totaal toevallig, een recensie door Persis Bekkering over het boek ‘Verzamelde verhalen’ van de Oostenrijkse schrijfster Ingeborg Bachmann (1926-1973). Bekkering typeert in die recensie de positie van de ‘na-oorlogse vrouw’ aldus: “De vrouw wordt haar eigen subjectiviteit ontzegd, ze heeft alleen vrijheid zolang ze zich leegmaakt voor de projectie van anderen” (mannen).

Wat ik er tot dusver over gelezen, gehoord, gezien heb over dit alles, heeft bij mij een Grote Vraag opgeroepen: zou er nu op afzienbare termijn iets echt veranderen? Ik mijmer er een beetje over door.

In 1872 begon het wereldwijde, intussen geheel verstomde succes van de Franse komische opera ‘La Fille de Madame Angot. De daarin optredende dochter van mevrouw Angot zingt daar: ‘Ça se fait mais ça ne se dit pas‘, oftewel (vrij vertaald): ‘Wat hier gebeurt, gaat over van alles en nog wat, dat iedereen doet en waarvan iedereen weet dat iedereen het doet, maar waarover tussen mensen die elkaar een béétje begrijpen de stilzwijgende afspraak geldt dat je er niet over praat’. Dat motief is, was althans destijds, in Europa zeer bekend.

Omstreeks 1925 maakte Godfried Bomans (1913-1971) met zijn schoolklas ‘Een bedevaart naar Heiloo’ (Bomans vertelt erover in het openingsverhaal van zijn bundel ‘Beminde Gelovigen’. Daar werden ze toegesproken door rector Vlaar, die ‘hield van bekommerde predikaties, waarin hij de toenemende verwildering van de moderne jeugd luidruchtig betreurde. Met name het strandleven en de “handelingen in dans- en taplokalen” vervulden hem met zorg. Wij luisterden ademloos, in de hoop enige details te vernemen maar deze werden niet verstrekt’.

Hugo Verbrugh

‘Geruchten over misbruik hingen bij The Voice als slechte parfum in de gangen’. Dat zegt een deelnemer uit 2016 in een artikel in de NRC van zaterdag 22 januari. Tussen de regels van deze ogenschijnlijk zijdelingse opmerking ligt een opmerkelijke wijsheid verborgen. De Romeinse dichter Ovidius heeft die wijsheid in woorden weergegeven in zijn verhaal over koning Midas. Die heeft voor straf over een zonde jegens Apollo ezelsoren gekregen. Om die te verbergen draagt hij een kroon-achtig hoofddeksel, dat hij natuurlijk moet afzetten als de kapper hem de haren komt knippen. Die kapper moet, in termen van The Voice, een verklaring ondertekenen dat hij aan niemand zal onthullen wat hij gezien heeft, maar zijn geheime kennis drukt op zijn gemoed. Maar hij kàn het niet voor zich houden en hij gaat … – LEES maar verder in de tekst van Ovidius…:

Koning Midas wil zijn ezelsoren natuurlijk verbergen en probeert, helemaal verward van schaamte, zijn slapen te bedekken met een purperen tulband, maar de bediende die gewoonlijk zijn lange haren knipt met het ijzer, had alles gezien. En aangezien die het schandelijke tafereel dat hij heeft gezien, niet durft te onthullen, hoe begerig hij ook is om het door te vertellen, maar het evenmin voor zich kan houden, gaat hij … naar buiten, graaft een kuil in de grond, en fluistert met een dun stemmetje in de uitgegraven aarde wat voor ezelsoren hij aan zijn meester heeft opgemerkt. Hij bedekt alles wat op zijn woorden zou kunnen wijzen weer met zand en gaat zwijgend weg van de dichtgegooide kuil. Een dicht bos van wuivend riet begint echter op die plaats te groeien en verraadt een jaar later, na rijp geworden te zijn, de kapper van koning Midas: want zachtjes bewogen door de zuidenwind vertelt het opnieuw de woorden die hij in de grond verstopt had en openbaart zodoende het geheim van de oren van diens meester.

Ille quidem celare cupit, turpique pudore
Tempora purpureis temptat velare tiaris.
Sed solitus longos ferro resecare capillos
Viderat hoc famulus. Qui, cum nec prodere visum
Dedecus auderet, cupiens efferre sub auras,
Nec posset reticere tamen, secedit, humumque
Effodit, et, domini quales adspexerit aures,
Voce refert parva, terraeque inmurmurat haustaæ.
Indiciumque suæ vocis tellure regesta
Obruit, et scrobibus tacitus discedit opertis.
Creber harundinibus tremulis ibi surgere lucus
Coepit, et, ut primum pleno maturuit anno,
Prodidit agricolam: leni nam motus ab Austro
Obruta verba refert, dominique coarguit aures.
Ovidius, Metamorfosen, XI, 180-193

Het plaatje van wuivend riet hierboven heb ik met toestemming overgenomen van de site van Lia`s advies Bureau, `t Lab. ‘t Lab richt zich op persoonlijke groei en ontwikkeling met de natuur als leermeester. buitenlab.nl/over-lia-van-loo

H.V.


Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)

Dit veld is vereist.
Lees hier de privacyverklaring Hiermee geeft u toestemming om wekelijks een nieuwsbrief te ontvangen.