De nakende verkiezingen (1): Is dit beleid of gáát het ergens over?
Over twee weken kiezen wij de Provinciale Staten. Veel was er tot nu toe niet van te merken. Deze stilte inspireert mij om hier alvast enkele mijmeringen te ventileren. De titel van mijn stukje is een variant op een klassieke vraag van Jan Schaefer (1940-1994), een bekend voorstander van helder taalgebruik in de politiek en in de ambtenarij. Een bekende uitspraak van hem is: “Is dit beleid of is hier over nagedacht?” Een andere bekende oneliner van hem is: “In geouwehoer kun je niet wonen”; met dank aan Wikipedia.
Schaefer zou waarschijnlijk een duivels plezier beleefd hebben aan wat de politici de afgelopen week debiteerden over de nakende verkiezingen. Hun woordenkraam gaat nergens meer over. Woorden schieten tekort om te karakteriseren wat daarvan tot nu toe in de media verschenen is. ‘Legepraat’ komt in mij boven. De filosofie heeft daar een (Griekse) vakterm voor: alazoneia. Het woord komt zelfs in de Bijbel voor (o.a. in de Eerste Brief van Johannes 2:16). ‘Prietpraat en geneuzel’ noem ik het in mijn onderwijs als studenten zomaar iets zeggen zonder te weten waar ze het over hebben.
In NRC Handelsblad van 14 februari gaf Bas Heijne een perfecte karakterisering van de diabolisch-pseudomystieke leegte van het actuele politieke discours. De laatste keer dat in de politiek ooit nog een fris nieuw idee langskwam, is niet meer te achterhalen, zo vat ik zijn betoog samen. ‘Dan is het enige wat die leegte nog kan vullen een fles wijn van 127 euro’, concludeert hij onder verwijzing naar VVD-Kamerlid Verheijen.
Hoe kan een mens in zó een woestenij nog iets verstandigs zeggen over die verkiezingen?
In de gewetensnood waarin ik kom te verkeren als ik over dit verontrustende verschijnsel toch iets wil schrijven dat gelezen kan worden, grijp ik naar de kenleer volgens de antroposofie. Inzicht, kennis, begrip, komen in drie fasen, vat ik samen. Eerst zie je quasi-objectief iets voor je [imaginatie], dan neem je het in je op [inspiratie], ten slotte grijp je het; en soms doe je dat zó hard dat het een deel van jezelf wordt [intuïtie]. Vooral als je een ander mens leert kennen kan het er hard aan toe gaan. Dan word je echt een beetje die ander en vice versa.
Hoe dat werkt, is vanaf Adam en Eva verwoord in alle genres fictie en non-fictie teksten die sindsdien bedacht, verzonnen, opgeschreven, gelezen, doorgegeven zijn. De mooiste zijn de teksten over ‘Ik en jij oftewel de ander’. Hoofdpersoon daarin is wat in het antroposofische jargon de dubbelganger heet. Dat is het beeld van alles in mij dat niet deugt en dat ik niet wil zien en niet wil weten. Meestal wil ik dat met zóveel kracht niet zien en weten, dat ik het ook echt niet zie en niet weet, met als gevolg daarvan dat jij, de ander, het dubbel en dwars wèl ziet, begrijpt, zodat je het gaandeweg zelfs een beetje wordt, en als het tussen ons echt fout gaat, meer dan ‘een beetje’ wordt.
Omdat ‘dubbelganger’ nog veel meer kan betekenen, zou er een nieuwe naam voor moeten komen. Asmodeus, stel ik hierbij voor, een van de ontelbare opperduivels die de onderwereld bevolken. Het is een passende naam voor het gedrocht dat telkens weer ontstaat als minstens twee mensen met lichaam, ziel en geest op elkaar knallen zonder precies en volledig te weten wat ze doen. Flarden van Asmodeus walmen door mijn kamer terwijl ik dit horror-verhaal over de actuele politiek neerschrijf.
recent commentaar