Overkomt het u, lezer, ook steeds vaker dat u niet weet wat u moet denken bij alles wat via de media op ons afkomt? Neem het Achtuurjournaal – sinds een week of wat op NPO 2, omdat NPO 1 fulltime voetbal is. Afgelopen zaterdag waren ook de eerste negen minuten op 2 voetbal. Oranje had gewonnen, alles wat in de afgelopen jaren over Qatar is gezegd, is vergeten en vergeven. Alleen het voetbal telt nog. Nou ja, u weet het allemaal.

Actueel nieuws waar u wellicht iets minder intensief bij heeft stilgestaan, is het IZA oftewel het Integraal ZorgAkkoord. Dat is een serie afspraken tussen mensen en organisaties die te maken hebben met medische wetenschap, geneeskunde, geneeskunst en gezondheidszorg, tegenwoordig allemaal samengevat in het paraplubegrip ‘zorg’.

In die zorg gaat tegenwoordig steeds vaker steeds meer fout. Dus Daar Moet Iets Aan Gedaan Worden.

Officieel is de boodschap ‘de zorg voor de toekomst goed, toegankelijk en betaalbaar te houden.’ De bedoelde afspraken zijn gemaakt tussen het ministerie van VWS en een groot aantal partijen in de zorg. Ondertekenaars van het IZA zijn onder meer overkoepelende organisaties van ziekenhuizen, de geestelijke gezondheidszorg en de ouderenzorg.

Ik heb het gelezen en maak mij grote zorgen (!). Dit wordt de zoveelste exercitie in het Grote Wegkijken oftewel ‘Ze dronken een glas, deden een plas, en lieten de zaak zoals die was’.

Uiteraard weet ik hoe het wel zou moeten, anders zou ik mij niet zo zelfverzekerd uitdrukken. En als tegenwicht tegen mijn verwaandheid haal ik vandaag alleen twee citaten van andere auteurs uit het boek dat op het plaatje staat (uitgeverij De Driehoek, 2018). Het is geschreven door meerdere auteurs, geredigeerd door emeritus hoogleraar Keel- Neus- en Oorheelkunde Louw Feenstra e.a..

(1) Na de indrukwekkende successen van het natuurwetenschappelijke medische model wordt de geneeskunde nadrukkelijker dan voorheen geconfronteerd met nieuwe, deels hernieuwde vragen waarop zij het antwoord moet zien te vinden. Denk aan de invloed van psychosociale, maatschappelijke en economische factoren bij het ontstaan en verloop van allerlei gezondheidsklachten, aan ‘onbegrepen ziekten’ zoals het chronisch vermoeidheidssyndroom, aan de effecten van placebo’s, en in het algemeen aan de mogelijkheid om door gerichte wilsinspanning autonoom geachte lichaamsfuncties, zoals de bloedcirculatie of het immuunsysteem, te beïnvloeden. Charles de Monchy, in leven kinderarts, heeft met zijn boekje De derde revolutie in de geneeskunde (2016) opnieuw aandacht voor deze problematiek gevraagd. In het verlengde van zijn initiatief geven acht vaklieden in dit boek hun visie. Met bijdragen van o.a. Mart van Lieburg, Charles de Monchy, Marius Romme, en Koo van der Wal.

(2) Van Feenstra zelf haal ik uit het boek een samenvatting van een van belangrijkste leidmotieven in de geschiedenis van de Europese filosofie en wetenschap: ‘De Grot van Plato’. Met deze allegorie beeldt Plato het verschil uit tussen de gewone mensenwereld en die van zijn ‘Ideeënwereld’. De ‘idee’ van ‘Het Goede’, de abstractie van alles wat onder de term ‘Goed’ kan vallen, staat boven alle goede – particuliere – objecten, gebeurtenissen en daden. Datgene wat normale stervelingen als de werkelijkheid ervaren, beschouwt Plato als de schaduw, de terugval van de ideale vormen die het wezen zijn van de kosmos. In de loop van de filosofische geschiedenis zijn er verschillende ‘etiketten’ op deze visie geplakt. In het verdere zal ik die opvatting ‘idealismenoemen. Diametraal tegenover dat ‘idealisme’ en ‘universalisme’ staat het ‘nominalisme‘. Kort gezegd verwerpt het nominalisme de ‘onwerkelijke’ ideeënwereld als een metafysisch hersenspinsel of doet het af als een abstractie van ‘particuliere’, enkelvoudige, objecten en gebeurtenissen. Het ‘idee Boom(heid)’ wordt door nominalisten opgevat als een ‘flatus vocis’, een luchtstoot van de stem. Iets milder is de visie dat het niet om meer gaat dan een abstractie, een noemer waaronder we de gemeenschappelijke kenmerken van elke aparte, particuliere, individuele boom kunnen scharen. Nominalisten nemen bovendien meestal aan dat er een reële wereld van dingen en gebeurtenissen om ons heen bestaat (filosofisch realisme). Een wereld waarin wij als mensen leven en waarvan het bestaan niet afhankelijk is van menselijke waarnemingen. Deze visie is ook die van het latere empirisme. De strijd tussen de twee opvattingen idealisme en nominalisme, die vooral tot uiting kwam in de middeleeuwen, staat bekend als de ’universaliënstrijd’. De strijd tussen ’idealisten’ en ‘nominalisten’ is nog steeds niet definitief beslist. In de ‘moderne tijd’ keerde die terug als de strijd tussen enerzijds het ‘rationalisme’ dat vaker wordt gevonden in de ‘continentale’ filosofie, met vooral Descartes als kampioen, en het ’empirisme’ dat we vooral tegenkomen in de Angelsaksische filosofie. De verwarring van een abstracte koepelterm met een bestaande werkelijkheid’ is één van de doorlopende valkuilen in ons denken en spreken, en een waarvan vooral reclamejongens, politici en volksmenners dankbaar ge- en misbruik maken.

Mòchten de IZA-afsprekers dit boek tot zich nemen, dan komt er misschien enige hoop dat iets zich ten goede gaat keren.

Hugo Verbrugh


Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)

Dit veld is vereist.
Lees hier de privacyverklaring Hiermee geeft u toestemming om wekelijks een nieuwsbrief te ontvangen.