Vorige week vrijdag sprak Ferdinand B.J.Grapperhaus in de EUR zijn Rede uit bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar Rechtsstaat, Samenleving en Rechtspraktijk in de Faculteit der Rechtsgeleerdheid onder de titel ‘De rechtsstaat is geen overbodige luxe’. De tekst is gepubliceerd door Wolters Kluwer, Deventer/ ISBN 978 90 13 176612.

Het is, zoals men mag verwachten, een doorwrocht betoog. Twee bijzonderheden trokken mijn bijzondere aandacht.

De ene is voetnoot nummer 46 op blz. 28. Daarin verwijst Grapperhaus naar een verhaal van Conan Doyle uit de bundel ‘The memoirs of Sherlock Holmes’ (1893). In Grapperhaus’ betoog staat daarvoor de volgende tekst: “I cannot agree with those who rank modesty among the virtues. To the logician all things should be seen exactly as they are, and to underestimate one’s self is as much a departure from truth as to exaggerate one’s own powers.”

Het citaat komt uit het verhaal ‘The Greek Interterpreter‘ (‘De Griekse Tolk’). In navolging van Grapperhaus om zoveel mogelijk Nederlands te gebruiken, geef ik hieronder de passage uit het verhaal waarin het citaat staat weer in het origineel en in het Nederlands (in mijn eigen vertaling):

‘The point under discussion was, how far any singular gift in an individual was due to his ancestry and how far to his own early training.’ Het punt ter discussie was de vraag in hoeverre deze of gene afzonderlijke gave in een individu erfelijk of een gevolg van training is. “In your own case,” said I, “from all that you have told me, it seems obvious that your faculty of observation and your peculiar facility for deduction are due to your own systematic training.” “In jouw geval”, zei ik (= dokter Watson), “lijkt mij evident dat jouw opmerkingsvermogen en jouw uitzonderlijk talent voor deductief redeneren het effect zijn van systematisch trainen.” “To some extent,” he answered, thoughtfully. “My ancestors were country squires, who appear to have led much the same life as is natural to their class. But, none the less, my turn that way is in my veins, and may have come with my grandmother, who was the sister of Vernet, the French artist. Art in the blood is liable to take the strangest forms.” “Tot op zekere hoogte”, antwoordde hij bedachtzaam. “Mijn voorouders waren landadel en hebben voor zover ik weet zo geleefd als je van hen kon verwachten. Maar hoe dan ook, iets daarvan is in mijn bloed en kan in mij gekomen zijn via mijn grootmoeder die een zuster was van de Franse schilder Vernet. Artistiek bloed kan zich in vreemde vormen voordoen.”  “But how do you know that it is hereditary?” “Maar hoe weet je dat het erfelijk is?” “Because my brother Mycroft possesses it in a larger degree than I do.” “Omdat mijn broer Mycroft het in nog sterkere mate heeft dan ik.” This was news to me indeed. If there were another man with such singular powers in England, how was it that neither police nor public had heard of him? I put the question, with a hint that it was my companion’s modesty which made him acknowledge his brother as his superior. Holmes laughed at my suggestion. “My dear Watson,” said he, “I cannot agree with those who rank modesty among the virtues. To the logician all things should be seen exactly as they are, and to underestimate one’s self is as much a departure from truth as to exaggerate one’s own powers. When I say, therefore, that Mycroft has better powers of observation than I, you may take it that I am speaking the exact and literal truth. “Beste Watson”, zei hij, en dan komt de quote. “Ik kan het niet eens zijn met de mensen die bescheidenheid beschouwen als een deugd. De logisch denkende mens dient alle dingen helemaal precies zó te zien als ze zijn, en om jezelf lager te waarderen is net zo een afwijking van de waarheid als een overdrijving van je vermogens en vaardigheden. Dus als ik zeg dat Mycroft betere opmerkzaamheid heeft dan ik, dan dien je te onderkennen dat ik een nauwkeurig en letterlijk waar feit uitspreek”.

Tot zover de ene bijzonderheid die mijn aandacht trok, de andere is die klok. Die staat niet in de tekst, maar werd door Grapperhaus als dia geprojecteerd. De klok staat op negen uur. Wat er niet bij staat is dat hij de avondklok tijdens de corona-tijd, omstreeks 2021, aanwijst. Wat er nog minder bij staat, is dat die avondklok destijds een rechtsstatelijk fenomeen was, en wat achteraf er nog bij gezegd zou moeten worden, is dat over die avondklok destijds al veel discussie was en dat voortzetting van die discussie alsnog geen overbodige luxe zou zijn.

Hugo Verbrugh


Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)

Dit veld is vereist.
Lees hier de privacyverklaring Hiermee geeft u toestemming om wekelijks een nieuwsbrief te ontvangen.