‘Waar geest en lichaam samenvloeien, en het bewustzijn rijst van ver …’

Ik heb aanhalingstekens om deze zin gezet, want er zit een soort cadans in (Waar geest en lichaam samenvloeien, en het bewustzijn rijst van ver … ). Ik zou nu willen dat u, lezer, die elf woorden zachtjes hardop een beetje zingt. Dat zou ik willen omdat ik me een beetje vreemd, verward, onzeker, voel, en dàt komt van de vraag op de cover van het juni-nummer van Filosofie Magazine: ‘Waar begint de geest en eindigt het lichaam?’ De redactie van Filosofie Magazine verwijst met die vraag in één slag dóór naar de filosoof René Descartes (1596-1650); dat is in kleinere lettertjes boven die vraag aangegeven. Ook hoofdredacteur Coen Simon blijkt het moeilijk te hebben met die vraag. Hij raakt ‘verzeild in duizeligheid’ als hij meegaat in teksten van Descartes over die vraag, meldt hij heel eerlijk in zijn inleiding op de eerste bladzij (die overigens meteen ‘paginanummer 3’ is). Pas Han van Ruler analyseert grondig en duidelijk wat hier aan de hand is, in het bedoelde dossier, pagina 21-34.

Ik laat het allemaal liggen, herinner terloops even aan de songtekst van Frank Zappa ‘The mind is the ugliest part of the body’ (1968), en geef het eenvoudigst denkbare antwoord: De geest begint op exact hetzelfde moment waarop het lichaam eindigt, namelijk op het moment waarop de dood definitief is ingetreden. Tot die tijd deint de geest, intiem verweven met de lichamelijkheid, 24/7 ritmisch mee, op-en-neer, met de ademhaling en de hartslag. Niks begin en/of einde.

Met deze vaststelling komt een ander thema uit dit nummer van Filosofie Magazine aan de orde. Marli Huijer (1955) heeft een boek geschreven ‘De toekomst van het sterven’, en wordt daarover in het tijdschrift geïnterviewd. Alleen al de titel spreekt boekdelen: ‘De dood is niet iets om tegen te strijden’. Nee, deze uitspraak is zonder meer juist en geldig. Probleem is alleen, dat deze stelling in de filosofie – maar alleen in de duitstalige filosofie – een even evidente algemeen bekende waarheid is als dat mijn fiets van ijzer is. Lees maar na in het lemma Tod (Dood) in het Historisches Wörterbuch der Philosophie: Tod. HWPh: Historisches Wörterbuch der Philosophie, S. 43220 (vgl. HWPh Bd. 10, S. 1227). En dàt probleem verdient nieuwe aandacht, want heeft een uitzonderlijke relevantie in verband met de filosofie. Die relevantie is daar in de jaren ’50 van de vorige eeuw aangebracht door de Nederlandse uitgever Frederic von Eugen (1897-1989). Hij is vooral bekend als de oprichter van de Stichting Excerpta Medica (Amsterdam, 1947). Minder bekend, maar voor mijn betoog essentieel, is wat ik over hem hoorde in de wandelgangen van Excerpta Medica toen ik omstreeks 1980 even met die Stichting te maken had. In de vijf jaar van de oorlog had Von Eugen HET levensdoel voor de rest van zijn leven gevonden. De taal van de nazi-bezetters was in de afgelopen eeuw wereldwijd de gecanoniseerde voertaal van de medische wetenschappen geworden; die taal wilde Von Eugen weghalen uit de wetenschap en vervangen door het Engels als enige erkende taal voor de verspreiding van wetenschappelijk werk. Daartoe schiep hij een publicatiesysteem waarin elk artikel de standaard indeling ‘introduction, materials and methods, results en discussion‘ kreeg, en een team gespecialiseerd redacteuren van Excerpta Medica een standaard-samenvatting schreef.

Ik sla een heel stuk over en concludeer: sinds Von Eugen kennen wij de dood in de filosofie alleen indirect. De dood is voor ons ‘een meester uit Duitsland’: ‘… der Tod ist ein Meister aus Deutschland‘, regel uit een gedicht van de Roemeense dichter Paul Celan (1920-1970), opgenomen in Mohn und Gedächtnis. Deutsche Verlags-Anstalt GmbH, Stuttgart 1952. Vertaling Ton Naaijkens, uit: Roes en memorie. Picaron Editions, Amsterdam 1995.

Ik overweeg om een uitvoerig vervolg te schrijven. Dat zal t.z.t. verschijnen op De Ster Online.

Hugo Verbrugh


Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)

Lees hier de privacyverklaring Hiermee geeft u toestemming om wekelijks een nieuwsbrief te ontvangen.