Als twee mythen van tegengestelde inhoud en strekking op elkaar botsen, ontstaat een zeer reële gebeurtenis. De definitie van het begrip ‘mythe’ maakt duidelijk wat daarmee bedoeld wordt.

Een mythe is ‘een verhaal dat zó absoluut zeker waarheid omvat èn tegelijk even absoluut zó onverdraaglijk is, dat het alleen in beelden door de wereld kan gaan’ – helemaal alsof het louter een zelf verzonnen soort fantasie zou zijn,

Vanavond vindt zo’n reële gebeurtenis plaats in Debatpodium Arminius.

Het gaat over ‘voltooid leven’ en daaromtrent (curieuzerwijze komt dat woord zelf niet voor in het programma). Ik citeer: ‘Steeds meer mensen willen zelf hun levenseinde bepalen  en willen niet afhankelijk zijn van de goedkeuring van een arts. Zelf de regie in handen houden lijkt een goede zaak, maar er is ook kritiek. Wat zou jij willen dat er mogelijk is, als later jouw levenseinde naderbij komt?… ‘; zie verder het programma elders op De Ster Online.

Ik onderken in het programma twee mythen van tegengestelde inhoud en strekking. De ene is perfect samengevat door Bert Keizer in Trouw van 2 september: ‘Wij zijn nuchter, we schrijven de dood met een zeer kleine “d”. Als je dood bent, is het gedaan. Er is gelukkig niks aan de andere kant, stel je voor zeg, dat je daar weer aan de bak moet’.

Korter kun je ’t haast niet zeggen. Je ziet ‘m in je verbeelding heel concreet zitten als bewerkstelliger van ‘voltooid leven’ volgens de Expertisekliniek Euthanasie.

Foto: Debatpodium Arminius | Vera de Kok – Wikimedia Commons

De andere mythe is, kort door de bocht gezegd, helemaal ‘mijn ding’. Bert Keizer, met wie ik al enige jaren hierover in gesprek ben, begrijpt er helemaal niets van. Daar gaan we nog een keer.

In de laatste eerste minuten vóór = de eerste minuten ná de dood (de tijd ‘loopt’ dan heel even een heel klein beetje anders dan volgens de klok) ziet de overledene in zijn verbeelding zijn hele leven in beelden voor zijn geestesoog voorbij komen. Over dit ‘postmortale levenspanorama’ gaat de rest van mijn stukje van deze week.

Voor mij is dit verhaal veel meer dan een mythe. Het is een existentieel feit. Een existentieel feit is een gegeven van dezelfde orde als wat de filosoof René Descartes omstreeks 1600 stelde.

Wij kennen Descartes en zijn filosofie vooral via de Latijnse versie van wat hij gezegd zou hebben: Cogito Ergo Sum = Ik denk dus ik ben. Die slagzin wordt door velen gezien als het fundament van de moderne westerse filosofie. En ze heeft geleid tot de subject-object-splitsing van de mens en de wereld. Maar dit ‘cogito’ is zwaar voor discussie vatbaar. In zijn eerste tekst over wat zijn ‘cogito’ zou worden, schreef Descartes als resultaat van intensieve introspectie:Il faut conclure et tenir pour constant que cette proposition: “Je suis, j’existe” est nécessairement vraie, toutes les fois que je la prononce, ou que je la conçois en mon esprit’; in het Nederlands:  “Het moet worden geconcludeerd en als vaststaand beschouwd worden, dat de stelling “Ik ben, ik besta” noodzakelijkerwijs waar is, alle keren dat ik haar uitspreek of overdenk in mijn geest’. Dat beredeneerde hij niet; er staat géén “ergo” = “dus. Hij beleefde het onmiddellijk naar lichaam, ziel en geest zo. En ik herken zijn beleving als een ‘existentieel feit’, en existentiële feiten hebben minstens even veel zeggingskracht als wetenschappelijke feiten.

Wie een existentieel feit ontkent of zelfs maar relativeert, doet niet meer mee. Vier eeuwen ná Descartes, hier en nu, wordt het pas goed echt ‘mijn ding’. Ik ben bezig

(1) te bewijzen dat dit ‘postmortale levenspanorama‘ ook een wetenschappelijk feit is, en

(2) zodoende op z’n minst aannemelijk te maken dat het niet alleen niet juist is zoals Bert Keizer profeteert, dat ‘er niks aan de andere kant is’, maar dat actieve, met fysieke middelen bewerkstelligde levensbeëindiging in de trant van ‘voltooid leven’ ernstige afbreuk zal doen aan de kwaliteit van dit  postmortale levenspanorama. Wie aan ‘voltooid leven’ doet, en deze aannemelijkheid  ontkent of zelfs maar verzwijgt, dient gecorrigeerd te worden.

Dat moet vooral en met grote kracht want ik voorspel dat het alleen maar erger zal worden.

Ik baseer mijn kennis van zaken op de wijze woorden van Guido Gezelle: ‘Mij spreekt de blomme een tale’. Even zo ‘spreekt’ de stijl waarin Sigrid Kaag en andere D66-voltooid leven-activisten hun overtuiging presenteren, voor mij het vooruitzicht uit dat ‘voltooid leven’ op korte termijn ‘sluipenderwijs’ net zo vanzelfsprekende routine wordt als postmortale orgaandonatie. Er zal een register komen en u moet  zelf kenbaar maken als u niet wilt meedoen – helemaal naar analogie van het donorregister in verband met orgaantransplantatie: ‘Als u geen keuze invult in het register, dan komt “geen bezwaar tegen orgaandonatie” bij uw naam te staan. Dat betekent dat uw organen en weefsels na uw overlijden naar een patiënt kunnen gaan.’ …

Als ik dit beleid ’transplanteer’ (!) naar ‘voltooid leven’, lees ik: ‘Enige tijd voor uw 70e verjaardag spreekt u via uw huisarts af wanneer een medewerker van de Expertisekliniek Euthanasie zich bij u zal melden’.

’t Is gewoon een zaak van verantwoorde zorgverlening zoals we die in deze tijd opvatten. Tussen de regels door en soms even expliciet komt het al even aan de orde in het recente Integraal Zorg Akkoord: ‘… de zorg voor en rondom kwetsbare patiënten moet goed geregeld en geleverd worden. Patiënten en zorgverleners hebben dan meer tijd om samen te beslissen over wel of niet doorbehandelen, levenseindevraagstukken. …’

Hugo Verbrugh


Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)

Dit veld is vereist.
Lees hier de privacyverklaring Hiermee geeft u toestemming om wekelijks een nieuwsbrief te ontvangen.