Het is weer Maand van de Filosofie. Misschien ligt het aan mij, maar het feest heeft nu minder allure dan vorige jaren. Argumenten voor mijn stelling haal ik uit zeven passages in de bespreking van Bernard Hulsman in NRC Handelsblad van 27 maart van het essay dat historicus Rutger Bregman en economisch journalist Jesse Frederik voor deze gelegenheid schreven, ‘Waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers’. In dat essay vergelijken ze Rutte met de allereerste liberale premier in Nederland, Cort van der Linden een eeuw geleden.

[1] ‘… Rutte is wel een heel ander soort liberaal dan premier Cort van der Linden, stellen de twee van de Correspondent vast. … Hoe het komt dat Cort van der Linden bijna een marxist was in vergelijking met Rutte, leggen Bregman en Frederik uit in een glashelder en prikkelend betoog.’

Aldus het leidmotief van Hulsman; de cursiveringen zijn van mij. Ik zou het graag willen geloven, maar doe dat niet want daar ligt nu juist het probleem. Filosofie is nooit zomaar glashelder. Alleen al die lof voor een betoog ter gelegenheid van Maand van de Filosofie wekt bij mij achterdocht. Als het dan ook nog over economie gaat, is ‘glashelder’ een gotspe. Een filosofisch betoog over economie is ofwel moeilijk, diepzinnig en verwarrend, ofwel geen filosofie. Zo’n betoog kan zeker glashelder en prikkelend zijn, maar over filosofie gaat het dan niet meer.

[2] ‘De belangrijkste oorzaak is dat de economische wetenschap van karakter is veranderd.’

Dat is misleidend zwak uitgedrukt. In de volgende zin wordt tussen de regels door duidelijk waarom dat misleidend is.

[3] ‘Voor achttiende-eeuwse grondleggers van de economie als Adam Smith was economie ook een kwestie van moraalfilosofie.’

Het is glashelder (!) dat dit een hoogst verwarrende bewering is. Ik heb vier argumenten (1) Moraalfilosofie is in het gangbare spraakgebruik in Nederland anno 2015 archaïsche ‘monseigneur Gijsentaal’ waarin papen met elkaar communiceren over wat ze de gelovigen voorhouden over wat moet en mag en niet mag. (2) Het Engelse origineel luidt moral philosophy en dat is roughly, very roughly, equivalent aan ethiek. (3) Inderdaad begon het allemaal in 1759 met Adam Smith. Maar vanaf diens eerste boek, The Theory of Moral Sentiments, was en bleef dat filosofie – en wel, kort door de bocht samengevat, een filosofie op basis van gevoelens. (4) In verband met economie is dat nog steeds zo. ‘Vrijheid, gelijkheid broederschap’ is niet zozeer een strijdkreet, maar een ultrakorte samenvatting van een wetmatige samenhang tussen de vrijheid in het denken en de onvrijheid in het economisch handelen. Geen enkele zuiver rationele theorie kan de regels en wetmatigheden formuleren voor een rechtvaardige verdeling van geld, goederen en diensten. Wie geen gevoel heeft of dat niet toepast maar toch economie bedrijft, is, filosofisch bezien, eigenlijk een terrorist.euro

[4] ‘Niet voor niets heette het vak in de negentiende eeuw politieke economie. Maar neoklassieke economen … wilden er een keiharde natuurwetenschap van maken.’

Dat vat het probleem in minder dan een dozijn woorden samen.

[5] ‘Na WO II trad Milton Friedman in hun voetsporen en wist ten slotte zelfs Nederlandse sociaal-democraten te overtuigen van de universeel heilzame werking van de vrije markt. Probleem is dat de moraalloze homo economicus, het fundament van de neoklassieke economie, niet bestaat, betogen Bregman en Frederik. En dus is de economie geen natuurwetenschap maar een gewone sociale wetenschap die niet in staat is om de toekomst te voorspellen.’

Dat is voor ongeveer de helft juist. Economie is helemaal geen, gewone of ongewone wetenschap, maar filosofie.

[6] ‘Hoe ook linkse politici in Europa vrije-marktgelovigen zijn geworden, beschrijven Bregman en Frederik jammer genoeg niet.’

“… gelovigen …”: dat zijn deze pseudowetenschap bedrijvende economen.

[7] ‘Maar de gevolgen brengen ze wel in kaart: de ongelijkheid is nu in veel landen zo groot geworden dat ze schadelijk is. Het is daarom de hoogste tijd dat economie weer politieke economie wordt.’

Nee, het is de hoogste tijd dat economie weer filosofie wordt – echte filosofie; niet de kijkcijferfilosofie die nu in de media glorieert.

Hugo verbrugh