‘t Is weer komkommertijd. Waar zal ik het over hebben? Ik weet iets!
Vandaag, de dag dat deze Ster in alle brievenbussen in Kralingen en Crooswijk bezorgd wordt, ga ik een kwartetspel spelen over reïncarnatie. Ik heb dat eerder gedaan, heb er eerder ook over geschreven – op 10 januari 2012, om precies te zijn – en ik copieer nu, met een paar veranderingetjes, wat ik toen hier schreef – nu met een plaatje, want die waren er toen nog niet!
Het ging over de vraag ‘Reïncarnatie … zou het?’ en het begon zó:
Trouwe lezers van De Ster weten dat reïncarnatie HET is waarvoor ik het allemaal doe. Als ik erover denk, en dat is bijna fulltime, ga ik over hoge toppen en door diepe dalen. ‘Er MOET iets waar zijn van het idee van reïncarnatie, ik MOET de rest van mijn leven wijden aan de uitwerking van dat idee en ik kom voor mijn gevoel zelfs een pietsie verder in mijn denken over reïncarnatie’: hoge top. ‘Het lukt me voor geen meter, zelfs geen millimeter, om met anderen zó te communiceren over reïncarnatie dat ik het gevoel krijg dat die ander in zijn of haar denken over reïncarnatie ook iets verder komt’: diep dal.
Maar leven is ritme, bedenk ik bij elke ademtocht, dus telkens als ik weer eens in het diepe dal ben neergestort, krabbel ik weer overeind en ga ik op zoek naar een volgende top. Nu gaat het over duurzame communicatie over reïncarnatie door te spelen met woorden, begrippen, ideeën daarover. Daartoe heb ik een kwartetspel bedacht. Het wordt net zo gespeeld als een gewoon kwartetspel met twee bijzonderheden.
1. Op de kaarten staan geen plaatjes, alleen stukjes tekst van telkens een paar dozijn woorden. Die stukjes tekst gaan over de veranderende aard van de kennis in deze tijd met bijzondere aandacht voor de vraag of er enige waarheid steekt in het idee van reïncarnatie, en of en zo ja hoe wij kennis kunnen krijgen van reïncarnatie.
2. Als een speler als ‘vrager’ aan een andere speler een kaart vraagt en die andere speler de gevraagde kaart heeft en dus ‘gever’ wordt, gaat bijzonderheid nr. 1 werken. De speler die de kaart heeft leest het stukje tekst dat op zijn kaart staat hardop voor; de andere spelers luisteren. Als het stukje tekst is voorgelezen, reageert de speler die de kaart vroeg. Die herhaalt in zijn eigen woorden wat hij heeft begrepen van het stukje tekst, vraagt wat de speler die de kaart heeft en moet geven daarvan denkt en zo gaan zij met elkaar in gesprek. De andere spelers mogen meedoen in dit gesprek. Op een gegeven moment besluit de speler die de kaart heeft dat het gesprek over het stukje tekst op deze kaart lang genoeg geduurd heeft en geeft de kaart aan de ander. Die vraagt dan opnieuw een kaart en zo gaat dat door tot aan de speler een kaart wordt gevraagd die deze speler niet heeft en dan is die aan de beurt om een kaart te vragen enzovoort. Het gaat niet in de eerste plaats over de vraag of reïncarnatie realiteit is of niet. Het gaat er in de eerste plaats om dat de spelers hun eigen woorden vinden om zinvol met elkaar te spreken óver die vraag.
Tot zover wat ik erover kwijt kan in de plm. 600 woorden die deze stukjes in De Ster mogen tellen. Wie meer wil weten kom regelmatig terug op deze pagina.
Hugo verbrugh
(Uitgelichte afbeelding: wikipedia red.)
recent commentaar