Onlangs werd ik voor de ingang van de supermarkt aangesproken door een jongmens die me vroeg of hij me een vraag mocht stellen. Het mocht.
De vraag was: ‘Ik doe een enquête voor het … [hij noemde de naam van een bekend Rotterdams sociaal-wetenschappelijk onderzoekbureau] en heb nu déze vraag aan u: “Als u één woord zou moeten kiezen dat volgens u het best weergeeft wat in deze tijd de mensen in Nederland het meest bezig houdt, welk woord zou u dan kiezen?”’
‘Daar moet ik even over nadenken’, antwoordde ik, ‘en ik zal het u zeggen als ik mijn boodschappen gedaan heb’.
Zo gezegd, zo gedaan; ik duwde mijn karretje de winkel in en begon te denken. ‘Bonus’ viel me in, maar dat kwam natuurlijk alleen omdat ik dat woord meteen in de rekken van de supermarkt zag. ‘Geld!’, dacht ik meteen daarna – maar dat verwierp ik ook meteen; het moest een woord zijn dat samenvat hoe nu ‘the mood of the country’, de stemming speciaal in Nederland is, en geld is wereldwijd actueel. ‘Biologisch’ las ik bij de groenten; ‘duurzaam’ kwam bij me op, en ‘ecologisch’ – maar dat zijn geen zaken waar iedereen in Nederland iets mee heeft en mijn woord moest gaan over iets dat iedereen bezighoudt.
Zo liep ik al denkend verder. Ik kwam langs het brood, de zuivel [of is het ‘het zuivel’?], de immense voorraad van wijn en bier en aanverwant alcoholische versnaperingen [zou ‘sterke drank’ of iets van die strekking een goed woord zijn? We horen en lezen immers steeds vaker hoe slecht dat voor iedereen is], en vergat af en toe wat ik moest doen; maar telkens kwam het weer terug.
En in de rij bij de kassa zag ik het opeens. Ik was de enige evidente autochtoon in die rij. Hoe zouden die anderen voor en achter mij hun identiteit als burger van onze mooie wijk Kralingen beleven?
Identiteit! Dat was het! Ik rondde mijn boodschappen-doen af, meldde me terug bij het genoemde jongmens, en ging verder nadenken.
‘Identiteit’… – het wóórd kom je in de media niet zo heel vaak tegen, maar het onderwerp zindert overal. In de opgaven voor het havo-examen filosofie speelde het een prominente rol in verband met roleplayinggames en andere thema’s die populair zijn bij in deze eeuw geboren mensenkinderen, Bas Heijne noteerde onlangs in zijn laatste NRC-column hoe steeds meer mensen zich vereenzelvigen met hun mening en zodoende hun identiteit laten bepalen door wat ze toevallig vandaag van dit-of-dat vinden: ‘ …: je vindt iets, maar je bent niet wat je vindt. Wanneer een mens en zijn opvatting gaan samenvallen, ontbreekt de ruimte om een ander nog onbevangen tegemoet te treden – ook hij of zij is dan slechts nog een vertegenwoordiger van iets, en meestal van iets dat er eigenlijk niet had moeten zijn.’
Een beetje net zo voel ik dat inzake mijzelf en u; lezer, hier en nu. Wat is mijn, uw, onze identiteit als Kralingen-Crooswijk-burger(s)?
Daar ga ik deze vakantie verder over nadenken. In de volgende papieren editie van De Ster, 21 augustus (Eureka-week!), kom ik er op terug. Inspiratie zoek ik intussen in een groot verhaal in de NRC van 26 juni over – een klein beetje mooier gezegd dan het daar staat – de toekomst van de journalistiek. Die ligt in kleine, lokale krantjes. De mensen die die krantjes maken, willen ‘journalistiek bedrijven op een manier die bewoners aanspreekt van … [hier staat de naam van een van de drie plaatsen in Engeland, Duitsland, resp. Frankrijk waar dit verhaal speelt].’
Journalistiek bedrijven op een manier die onze directe medeburgers aanspreekt Dáár ligt ook de toekomst voor onze, intussen 33 jaar oude Ster!
Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)
recent commentaar