‘Pa, wat betekent piger?’ Die vraag stelde mijn oudste zoon mij eens, een jaar of veertig geleden. ‘Piger?’, herhaalde ik. ‘Dat woord bestaat niet’. Terwijl ik het zei, was ik verbaasd over de zekerheid waarmee ik dat zei. Ik wist en weet het nog steeds heel zeker: in het gangbare Nederlands komt geen woord ‘piger’ voor. Ik heb het net weer even ‘gegoogeld’: het is correct wat ik hier stel. In het Frans, Engels en Latijn bestaat ‘piger’ daarentegen wel. Maar mijn zoon gaf geen krimp. ‘Jawel’, hield hij vol. ‘Ik heb het zelf zien staan’. Dat zou tot een onhandige wellesnietes- interactie hebben kunnen leiden, maar het liep anders. ‘Kom maar mee’, zei hij, en ik ging mee, en zo kon hij mij laten zien dat het inderdaad ergens stond – maar toen kon ik hem uitleggen dat ook ik gelijk had. We stonden voor een reclame-affiche voor bier. Bij de bereiding daarvan wordt, zoals bekend, hop gebruikt. Een creatieve reclame-jongen had bedacht dat je dus het bijvoeglijk naamwoord ‘hoppig’ kunt creëren en daarmee een woord-en-beeld-spelletje kunt doen. Op de affiche sprong een vrolijk kijkende man over een of ander object, aangemoedigd door de slagzin ‘hop… hop…’ en dan in de vergrotende trap ‘(nòg) hoppiger’, en overal plaatjes van bier en bierglazen; maar het woord ‘hoppiger’ was in twee twee delen gehakt, en heel aardig-artistiek was het woorddeel ‘hop-’ een eind boven het ‘-piger’deel geplaatst om te suggereren dat de vrolijk hoppende man lekker hoog kon springen – en daar stond het dus: ‘piger’.

pager verbrugh

Hoe wist ik nou al vóórdat ik dat plaatje gezien had, dat ik op mijn manier toch ook gelijk had? De moderne taalwetenschap geeft het antwoord. Ik wist dat ik gelijk had omdat taal een levend organisme is. Het huist in ieder mens. En taal is in de eerste plaats je moedertaal, en die raak je je leven lang niet kwijt. Daarmee heb je een binding in vergelijking waarmee de binding aan je fysieke moeder kinderspel is.

Die conclusie kwam dezer dagen bij me boven toen ik het proefschrift in handen kreeg waarop Jan Engelen 11 september in de EUR gaat promoveren. Een treffende indruk van zijn betoog geven de plaatjes hieronder, op de vooromslag van het boek en op de achteromslag. Wat ze in beelden zeggen, brengt de promovendus zelf onder woorden in de aanhef van zijn Nederlandse samenvatting:

‘Begrijpend lezen is een uitermate belangrijke vaardigheid in het onderwijs. De meeste mentale kennisoverdracht vindt plaats door middel van geschreven teksten, of die nu te vinden zijn in een schoolboek, op een website, of in een aantekeningenschrift. Begrijpend lezen is echter ook een vaardigheid die veel kinderen slechts met de nodige moeite leren beheersen. Om het onderwijs op dit gebied zo effectief mogelijk vorm te kunnen geven, is kennis over de processen die ten grondslag liggen aan zowel succesvol als minder succesvol tekstbegrip van essentieel belang. Ook buiten het onderwijs speelt tekstbegrip een grote rol in onze levens. Het vermogen om uit gesproken en geschreven taal de ideeën van een spreker of schrijver te rec o n s t r u e r e n geldt als een van de meest complexe cognitieve vaardigheden die mensen bezitten. Hoewel er vele niveaus zijn waarop taalverwerking geanalyseerd en bestudeerd kan worden – denk aan klanken, woordbetekenissen en zinsbouw – is tekstbegrip bijzonder omdat het de coördinatie van al die niveaus veronderstelt. Hoe mensen dit precies doen, is een boeiende wetenschappelijke puzzel die nog lang niet opgelost is.’

Lezer van dit stukje in De Ster: lees, kijk, beweeg uw ogen ritmisch van links naar rechts en vice versa en herhaal terwijl u kijkt voor uzelf wat u hierboven gelezen heeft, en als u meer wilt weten, kom dan volgende week donderdag om 11.30 uur naar de senaatszaal van de EUR in Woudestein, Burg. Oudlaan 50.

Hugo Verbrugh