Het wordt steeds populairder, stadstuinieren, ook wel ‘urban farming’ genoemd. Het houdt in dat je in de stad op een landje of een balkon je eigen groenten kweekt. Ik heb daar wat tegen. Of eigenlijk heb ik daar veel tegen. Ongeveer mijn hele opvoeding. Jarenlang ben ik opgevoed met de gedachte dat je alleen mag opeten wat gecontroleerd is door de voedsel-en-waren-autoriteit. Natuurlijk, je kunt zo nu en dan een braam of bosbesje eten in het wild, maar zeker geen hele maaltijden en al absoluut niet vanuit de stad. In de stad is de luchtvervuiling het grootst. Sterker nog, nu ik erover nadenk, dat is nog steeds zo. Er worden zelfs milieuzones ingesteld, waar vies walmende auto’s niet in mogen. Ook op het platteland is het niets gedaan. Vroeger had je uitstoot van ik weet niet wat, dioxines of hoe die giftige stoffen ook mogen heten.

Tegenwoordig wordt de lucht vervuild door slecht afgestelde kachels, allesbranders of door verbranding van autobanden. Nee, producten eten zo van het land is ongezond. Melk rechtstreeks uit de koe is gevaarlijk, eerst pasteuriseren. Kaas van ongepasteuriseerde melk is zelfs verboden door de wet, dacht ik. Schimmelkaas mag wel, maar kaas met koelkastschimmel, daar word je weer ziek van. Dus, geef mij maar verse groenten uit de diepvries, in potten of blikken, gekweekt en gecultiveerd door professionele boeren. Bedrijven die omkomen in regels en inspecties. En ineens blijken die regels en inspecties niet meer nodig te zijn? Lijkt mij niet. De grote voedselvergiftigingen in de wereld vinden altijd plaats waar controle ontbreekt. Nee dus, maar ik geloof dat ik dat nee nu wel in de regels die ik schreef onderbouwd heb. Toch kan ook ik niet ontkennen dat stadstuinieren kan leiden tot nieuwe commerciële mogelijkheden voor enkele van mijn kennissen. Ik stel me voor dat ik een van hen bezig zie met het geel maken van zelf geteelde pastinaken. “Paaseieren aan het schilderen?” Zal ik dan ongetwijfeld roepen. “Nee, hoor, ik wil mijn knollen voor citroenen verkopen. Een authentieke oud-Nederlandse gewoonte.” Veel succes daarmee gewenst dan!

Eduard Schuringa