Het toeval is een uiterst spiritueel fenomeen. Het bestaat namelijk alleen voor zover wijzelf (1) het opmerken, vervolgens (2) zelf beoordelen of het toeval is of niet, en ten slotte (3) er wel of geen zin aan geven. Het is voor 100% ons eigen toedoen. Of het toeval in zijn algemeenheid, zonder dat wij erbij betrokken zijn, wel of niet bestaat, en of ditof- dat incidentele geval op zichzelf wel of geen toeval is, laat zich dan ook niet bewijzen. Je kunt alleen met concrete voorbeelden illustreren wat je bedoelt.
In De Ster van 18 november had ik een mooie illustratie van toeval. Het ging over een voordracht van Rudolf Steiner op 20 april 1923 waarover iets staat op de affiche van de Kunsthal over de tentoonstelling de ‘Alchemie van het alledaagse’.
Een zeldzaam toeval (!) maakt nu dat ik in NRC Handelsblad van 22 november twee artikelen vond met inspiratie om aan de hand van hetzelfde voorbeeld en dezelfde voordracht van Steiner nog eens terug te komen op het idee van het toeval.
Op de achterpagina van het katern Opinie&Debat ging het over een initiatief van de mij vaag van naam bekende mede-antroposoof Hugo Versteeg (*1938). Hij vertelt daar hoe hij tien jaar geleden met enkele gelijkgezinden een woon-, werk en zorggemeenschap voor 50-plussers wilde gaan oprichten. Van de organisaties en beleidsmakers op dit terrein kregen ze geen enkele sympathie, laat staan medewerking. ‘Het pensioenfonds van de zorgsector?’, vraagt Versteeg retorisch, ‘Woningcorporaties? Zorgverzekeraars? Ze zijn met álles bezig: met miljarden, met zorgcontracten, met hun interne organisatie – maar niet met mensen, en zeker niet met burgerinitiatief, hoe innovatief dit ook moge zijn’, rapporteert hij. Idem dito van de kant van de antroposofisch geïnspireerde Triodos Bank. ‘Je zou zeggen dat je die wel meekrijgt met een kleinschalig, coöperatief project voor ‘duurzaam bouwen’, noteert Versteeg gelaten. Niet, dus.
In dezelfde krant staat een interview van Marc Chavannes met Rudi Westendorp, hoogleraar ouderengeneeskunde in Leiden. Ik bundel enkele van een collage van zijn uitspraken: ‘We hebben de illusie gecreëerd dat je met geld mensen mooi kunt houden. Het echte probleem in de ouderenzorg is niet gebrek aan geld of toezicht, maar hoe we kunnen zorgen voor mensen die in verval raken tot de dood erop volgt. Het Kamerdebat over verpleeghuiszorg gaat amper waar het over moet gaan. De discussie wordt gevoerd alsof het gaat om een institutioneel probleem. Iedereen wil nu nieuwe normen stellen waar de verpleeghuizen aan moeten voldoen. Maar nieuwe normen en scherper toezicht zijn niet de kern van de zaak. We staan voor een waterscheiding. Uit het aanbiedersdenken naar het oplossen van persoonlijke vraagstukken. Ophouden met institutioneel redeneren in de trant van “Wij weten het beter”. We moeten op zoek gaan mét de persoon die dementie ontwikkelt en de partner of de naaste familie’.
In de genoemde voordracht van Steiner staat het probleem precies zó samengevat als in de twee NRC Handelsblade-artikelen. In een vrije vertaling samengevat: Beleidsmakers menen altijd dat je sociale vooruitgang kunt bewerkstelligen door instituties en organisaties te veranderen – maar die zijn nou juist het alleronbelangrijkste op dit gebied. Om ‘sociaal ferment’ gaat het – om persoonlijk sociaal gevoel en betrokkenheid van de mensen die in de instellingen werken. ‘Wenn man für dieses soziale Ferment das richtige Verständnis hat, dann wird man einsehen, wie aus Mangel an diesem richtigen Verständnis die sonderbarsten Ansichten gerade in bezug auf das Soziale heraufgezogen sind’.
Versteeg, Westendorp, Steiner – drie zielen één gedachte. Ik sluit me er helemaal bij aan met minstens één verontrustende gedachte. Waardoor komt het toch dat die eenvoudige antroposofische ideeën en inzichten door bijna iedereen, zogenaamde beleidsmakers voorop, altijd als hete aardappels opzij geschoven worden?
Rudolf Steiner? Had die ook niet sympathie voor het antisemitisme?
Een discussie oer dit onderwerp is alleen zinvol met iemand die toegang kan en wil krijgen tot de serieuze literatuur over dit onderwerp. De controverse over dit onderwerp is een bekend fenomeen. ‘Een af en toe opduikend bezwaar tegen antroposofie is het gebruik van het woord “ras” … in enkele van de publicaties [van Steiner]’, kopieer ik van Wikipedia. ‘In Nederland woedde hierover in de jaren 90 van de 20e eeuw een felle discussie. Een commissie bestaande uit leden van de Antroposofische Vereniging beschreef in haar rapport ‘Antroposofie en het vraagstuk van de rassen’, dat in de 89.000 pagina’s tekst van Steiners werken en voordrachten (de Gesamtausgabe) zestien uitspraken staan die, als zij nu zouden worden gedaan, tot strafrechtelijke vervolging aanleiding zouden kunnen geven [Commissie antroposofie en het vraagstuk van de rassen, Antroposofie en het vraagstuk van de rassen: eindrapport van de commissie Antroposofie en het vraagstuk van de rassen, Zeist : Antroposofische Vereniging in Nederland, 2000 (ISBN 90-8055-931-8)]. De commissie kwam tot de conclusie dat er in het werk van Steiner “geen sprake is van een rassenleer”, noch van racisme (blz. 668). Hierbij moet worden overwogen dat de antroposofie de mens primair beschouwt als individu, waarvan de uiterlijke kenmerken slechts attributen zijn, terwijl racisme juist die uiterlijke kenmerken als bepalend beschouwt. De statuten van de ‘Allgemeine Anthroposophische Gesellschaft bepalen in artikel 4, vertaald: “Lid kan iedereen worden zonder onderscheid naar volk, stand, geloof en wetenschappelijke of kunstzinnige overtuiging […]”. Dat bevestigt het kosmopolitisch karakter van de antroposofie wat racisme juist uitsluit.
In verband met antroposofie, Steiner, antisemitisme en racisme beveel ik ook ter lezing aan ‘INGEHAALD DOOR DE TIJDGEEST – Rudolf Steiner: Antroposofie en Karma van het hier en nu – Een diatribe uit Rotterdam’, Stichting Kairos Rotterdam, herfst 2014, ISBN/EAN: 978-90-76494-09-8 [Stichting Kairos: http://www.kairos-kr.nl/%5D, alsmede ‘Een levensbericht in de vorm van een inventaris van paradoxen in eigentijds format ter informele bekendmaking, verspreiding en bespreking in kleine kringen van vrienden, bekenden en eventueel zelfs andere geïnteresseerden’, en bij wijze van flessenpost, nu distribueer (ISBN 978-90-76494-08-1). Zie ook https://www.desteronline.nl/toeval/