Het blijft me bezig houden, die tentoonstelling in de Kunsthal over Rudolf Steiner en de zogenaamde ‘alchemie van het alledaagse’. Als goed antroposoof die ik probeer te zijn, probeer ik altijd overal het goede in alles, althans in wat ik tegenkom, te zien; maar in die Kunsthal-manifestatie zie ik nog steeds vooral ruimte voor verbetering. In die geest zij het stukje opgevat dat ik deze week over dit onderwerp schrijf.
Als gewetensvol filosofisch onderzoeker die ik ook probeer te zijn heb ik mij in verband met deze manifestatie beziggehouden met de illustratie waarmee de publiciteit over de tentoonstelling door de wereld gaat – zie de afbeelding. Enig speurwerk bracht aan het licht dat het de linker helft is van een bordtekening die Steiner tijdens een lezing gemaakt heeft. Op de volledige tekening staat ook de datum waarop die tekening gemaakt is: 20 april 1923. Dank zij de voortreffelijke digitale administratie van het werk van Steiner in cyberspace hoefde ik toen slechts enkele malen met de muis te klikken om de whereabouts van die voordracht te vinden; dat leverde een zeldzaam toeval op.
De tekening komt uit de zesde van acht voordrachten over onderwijs en opvoeding die Steiner destijds gehouden heeft op uitdrukkelijk verzoek van zes leraren uit verschillende steden in Zwitserland; één van die zes was dr. J. Hugentobler uit Zürich, en die naam ken ik. Mijn vader en bijbehorende grootouders woonden destijds in Zürich en verkeerden intensief in antroposofische kringen, en in de wandelgangverhalen die mijn vader soms vertelde figureerde vaak die naam.
Surprise, surprise, en omdat we in Nederland sinds begin van deze maand dank zij PvdA-leider Diederik Samsom en staatssecretaris Martin van Rijn nadrukkelijk het persoonlijke politiek en het politieke persoonlijk mogen maken, durf ik in De Ster hardop te schrijven over dit antroposofisch- persoonlijke toeval.
Om dit stukje niet alléén een persoonlijke ontboezeming te laten zijn noteer ik nog iets anders. In die zesde voordracht waar de Kunsthal naar verwijst, spreekt Steiner onder meer over onderwijs in de chemie. ‘Het is van het grootste belang dat de leerlingen door het onderwijs authentiek respect krijgen voor de natuur zoals de chemie die onderzoekt’, zegt hij, in eigentijds Nederlands samengevat. Letterlijk staat het er een beetje moeilijk maar het is toch wel nuttig het even te citeren: ‘Da haben wir eine ganz besonders schwere Aufgabe: in dasjenige, was nun in diesen Lebensabschnitt hineinfällt – die Kausalität, die Behandlung des Unlebendigen, die Behandlung der geschichtlichen Zusammenhänge, die ersten Anfangsgründe der Physik, der Chemie -, in all das haben wir als Lehrer die große Aufgabe – ja, ich mache keinen Scherz, ich sage das mit allertiefstem Ernst – Grazie hineinzubringen.’ Het woord ‘Chemie’ is hier door mij onderstreept vanwege de (al)chemie in de Kunsthal – dat is ook een mooi toeval, toch?
‘Grazie’ blijkt nog steeds courant Duits te zijn: ‘zó dat men er aardigheid in heeft’, vertaal ik. En laat nou juist, derde toeval, ook dat een actueel thema te zijn. En bevriende chemie- leraar heeft onlangs het meesterwerk van Frits Julius over chemieonderwijs vertaald; samen proberen wij dat nu in de aandacht te brengen.
Lees hierover verder in mijn boekje ‘Ingehaald door de tijdgeest – Rudolf Steiner: Antroposofie en Karma van het hier en nu. Een diatribe uit Rotterdam;’ Stichting Kairos Rotterdam, herfst 2014, ISBN/EAN: 978-90-76494-09-8; via elke goede boekhandel leverbaar, en bij De Ster uit voorraad leverbaar (5 euro).
recent commentaar