Nederlandse versie, scrol naar beneden

“Ihr nah’t euch wieder, schwankende Gestalten, die Früh sich einst dem trüben Blick gezeigt / Versuch ich wohl, euch diesmal festzuhalten? / Fühl ich mein Herz noch jenem Wahn geneigt? / Ihr drängt euch zu! Nun gut, so mögt ihr walten, wie ihr aus Dunst und Nebel um mich steigt / Mein Busen fühlt sich jugendlich erschüttert, Vom Zauberhauch, der euren Zug umwittert”

Diese Zeilen schrieb Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832) in der zweiten Hälfte seines Lebens. Erinnerungen kamen in ihm hoch an was er ein halbes Jahrhundert vorher versucht hatte: den Faust aufs Neue heraufzubeschwören.

Wir kapieren was er sagen wollte. Erinnerungen steigen aus Dunst und Nebel um uns indem wir älter werden. Für mich hier und jetzt is es die Deutsche Sprache selber die, ‘von Zauberhauch umwittert’, mich nah’t. Meine Mutter stammte aus dem Berner Oberland, mein Vater war zwar Holländer, hatte aber fast sein ganzes Leben in Zürich verbracht, sie lernten sich in 1930 kennen in Arnheim wo ich mich 1937 zu ihnen gesellte. Meine erste Wörtchen waren Deutsch, haben sie mir später erzählt. Dies alles freilich im weiteren Umfeld der holländischen Sprache, zu der in weiteren Jahren dann vor allem das Englische hinzukam, das nun die Lingua Franca der Wissenschaft geworden is.

So lebe ich zur Zeit immer stärker in dem Trilemma dieser drei Sprachen. Wozu das ab und zu führt, zeige ich an einem Beispiel. Um 1900 begann die Erblichkeitslehre ihren noch immer anhaltenden Siegeszug durch die Wissenschaft. Neue Begriffe wurden erforderlich. W. Johannsen führte 1903 den Unterschied zwisschen Genotyp (dass heisst: wie es ist) und Phänotyp (dass heisst: wie es sich zeigt) ein. Damit entstand das Problem wie die zwei grundverschiedene Aspekte des Gesamtorganismus zusammengehören und zusammen wirken. Um diesem Problem näher zu kommen, prägte Richard Semon in 1904 das Konzept der Mneme. Diesen Namen gab er dem von ihm eingeführten Begriff Engramm (einschreiben, eingraben) zur Bezeichnung jener Veränderungen, die die reizbare Substanz des Organismus durch die Einwirkung eines Reizes erfährt und durch die sie disponiert wird, auf diesen Reiz stets in der gleichen Weise zu reagieren. Die Summe der ererbten und individuell erworbenen Engramme wird als Mneme bezeichnet. Das Mneme-Konzept hat sich als fruchtbar erwiesen. Seither werden Begriffe wie Engramm oder Gedächtnisspur in der Lernpsychologie als Umschreibungen für die (meist hypothetischen) organischen Grundlagen der Gedächtnisphänomene verwendet.

Das Tückische ist nun, dass der englische Biologe Richard Dawkins in 1976 in seinem Buche The selfish gene (deutsch: Das egoistische Gen, 1978) ohne Rückbezug auf Semon eine teilweise ähnliche Theorie erdacht had, die er dan den Namen Meme gab. Ganz anders als Semon, der völlig vergessen ist, hatte Dawkins grossen Erfolg mit seinem Worte. Das lässt sich verstehen. Es passt genau in der wesentlich reduzierten und alles reduzierender Denkart, die heute gang und gäbe ist. Das Einzigartige lebendiger Organismen, ihre Ganzheit und die Einheit die sie bilden mit ihrer Umgebung und die sich in dem Laufe der Entwicklung mit-entwickelt, die nur dem lebendigen Denken zugänglich ist, ist darin verschollen. Nur mit Hilfe der Deutschen Sprache is est auffindbar.

Wetenschapsbeoefening zonder gebruik van de Duitse taal is kwakzalverij
Aanstaande donderdag vieren wij in Nederland de Dag van de Duitse Taal. Op veel plaatsen in politiek, bedrijfsleven en cultuur zal aandacht gegeven worden aan het feit dat de Duitse taal voor alle aspecten van het leven in Nederland steeds belangrijker aan het worden is. Dat is voor ons van belang. In onze Erasmus Universiteit dreigt het streven naar internationalisering van het onderwijs verward te worden met onderwijs geven in de Engelse taal. Om dat onderscheid te illustreren, heb ik deze week mijn stukje in het Duits, mijn tweede moedertaal geschreven. Een Nederlandse versie komt op de site (zie onder) van De Ster. In plaats van een plaatje staat deze week alleen dit stukje Nederlands hier in een kadertje.

Nederlandse versie: Wetenschapsbeoefening zonder gebruik van de Duitse taal is kwakzalverij

Aanstaande donderdag vieren wij in Nederland de Dag van de Duitse Taal. Op veel plaatsen in politiek, bedrijfsleven en cultuur zal aandacht gegeven worden aan het feit dat de Duitse taal voor alle aspecten van het leven in Nederland steeds belangrijker aan het worden is. Dat is voor ons van belang. In onze Erasmus Universiteit dreigt het streven naar internationalisering van het onderwijs verward te worden met onderwijs geven in de Engelse taal. Om dat onderscheid te illustreren, heb ik deze week mijn stukje in het Duits, mijn tweede moedertaal geschreven. Een Nederlandse versie komt op de site van De Ster. Hier is-t-ie!

Gij nadert weer, oh zwalkende gestalten, die ooit, heel lang geleden  zich  toonden aan mijn toen nog troebele blik. Probeer ik dit maal jullie vast te houden? Voel ik mij in mijn hart tot deze waan geneigd? Jullie dringen aan – nou, vooruit dan maar: kom maar op, zoals jullie uit mist en nevel om mij heen opstijgen. Mijn gemoed voelt zich met jeugdig élan versterkt, door de betoverende adem die om jullie trekken hangt.

Deze regels schreef Johann Wolfgang von Goethe (1749 – 1832) in de tweede helft van zijn leven. Herinneringen kwamen in hem omhoog toen hij probeerde het verhaal over Faust, waaraan hij destijds gewerkt had, opnieuw op ‘zijn scherm te krijgen’ om het in eigentijdse bewoordingen te vatten. We snappen wat hij wilde zeggen. Uit mist en nevel komen, naarmate wij ouder worden, herinneringen in ons op.

Voor mij hier en nu is het de Duitse taal zelf die,Für mich hier und jetzt is es die Deutsche Sprache selber die, met de betoverende adem die om u hangt, mij nadert. Mijn moeder kwam uit het Berner Oberland, mijn vader was weliswaar Nederlanders maar had bijna zijn hele leven in Zürich gewoond, ze leerden elkaar in 1930 in Arnhem kennen  en daar voegde ik mij in 1937 bij hen. De eerste woordjes die ik sprak waren Duits, hebben ze me later verteld.

Dit alles uiteraard in het ruimere perspectief van de Nederlandse taal, waar dan in latere jaren dan vooral het Engels bij kwam, dat nu de lingua franca van de wetenschap geworden is. Zo leef en werk ik tegenwoordig steeds sterker in het trilemma van die drie talen. Waar dat soms  toe leidt, licht ik toe aan een voorbeeld. Rond 1900 begn de erfelijkheidsleer aan haar nog immer voortgaande overwinningstocht door de wetenschap. Nieuwe begrippen werden nodig.  W. Johannsen voerde in1903 het onderscheid in tussen Genotype (= zoals het is) und Phänotype (= zoals het zich toont, voordoet).

Daardoor ontstond het probleem hoe deze twee fundamenteel verschillende aspecten van het organisme als geheel samenhoren en samenwerken. Om dichter bij dat probleem te komen, vormde Richard Semon in 1904 het concept van de Mneme.   Dat was de naam die hij gaf aan het door hem ingevoerde begrip Engramm (ἐγγράφειν, inschrijven, inprenten) ter karakterisering van de veranderingen die de voor prikkels van buitenaf vatbare delen van het organisme ervaart als gevolg van de inwerking van een prikkel,en waardoor deze delen gedisponeerd raken steeds op dezelfde manier te reageren op de prikkel. Het geheel van de overgeërfde en verworven engrammen wordt mneme genoemd.

Het mneme-concept is zeer vruchtbaar gebleken. Sinds zijn acceptatie in de wetenschap worden begrippen als engram of herinneringsspoor in de cognitieve psychologie gebruikt voor het – meestal nog hypothetische – organisme substraat van herinneringsverschijnelen.

Het geniepige is nu dat de Engelse bioloog Richard Dawkins in 1976 in zijn boek The selfish gene (Ned. uitgave 1986), De zelfzuchtige genen, Amsterdam: Contact) zonder naar Semon te verwijzen een theorie bedacht heeft die voor een deel op die van Semon lijkt en die hij de naam Meme gaf. Heel anders dan Semon, die helemaal vergeten is, had Dawkins veel succes met zijn woord. Dat laat zich begrijpen. Het past helemaal in de reductionistische en alles reducerende manier van denken die van de dag de toon aangeeft. Het unieke en specifieke kenmerk van levende organismen, namelijk dat ze een geheel vormen in wisselwerking met hun omgeving, en dat dit geheel zich in de loop van hun ontwikkeling mee-ontwikkelt, wat een mens alleen met zijn levende denken kan vatten, is in het Engelse woord ondergesneeuwd. Alleen met behulp van het Duits kan het teruggevonden worden.

Hugo Verbrugh