Het is een eigenaardig woord hierboven als kop boven mijn stukje. De Grote Van Dale kent het niet. Die heeft alleen ‘zelfreiniging’, en geeft dan alleen ‘biologische reiniging’. Het grote Historische Woordenbroek van Ritter noemt het nergens. Op Google krijg ik eerst de vraag ‘bedoelt u misschien “zelf” SPATIE “reinigingsmechanisme”‘, en daarna alleen wat vage verhalen die nergens over gaan.

Dat is vreemd, want in de wetenschap is het een heel gewoon gangbaar woord. Daar heeft het ook een specifieke betekenis. Het is ook een hoogst actueel begrip in het debat dat nu in de media gevoerd wordt over de crisis in de wetenschap.

Op die actualiteit haakt psycholoog Mario de Jonge op originele wijze in. Aanstaande vrijdag promoveert hij – zie de illustratie. De laatste stelling van zijn proefschrift luidt: ‘Als de wetenschap al zou beschikken over zoiets als een “zelfreinigend vermogen” dan zit het afvoerputje waarschijnlijk verstopt’.

Dit ‘zelfreinigend vermogen’ wordt ook wel aangeduid als ‘zelfreinigingsmechanisme’ – daar is ons woord! Dit mechanisme is de essentiële factor van de vooruitgang van de wetenschap. Wetenschap is public knowledge; in de ‘geleerdenrepubliek’ [een vakterm in de wetenschapsfilosofie!] mag iedereen meepraten en alles publiceren. Er heerst totale vrijheid – maar die vrijheid is hier het tegendeel van vrijblijvendheid. Als iemand iets publiceert, nemen anderen daar kennis van. Ze controleren of het juist is wat in die publicatie staat. Als dat niet het geval is, publiceren ze een correctie. Enzovoort. Dat is het ‘zelfreinigingsmechanisme’ in actie. Dáárdoor wordt de wetenschap alsmaar beter.

Zo gaat het althans in theorie. De praktijk is weerbarstiger. Het klassieke voorbeeld is de Nederlandse sociaal-psycholoog Diederik Stapel. Die was ooit een wereldwijd beroemde geleerde. In 2011 bleek hij de hele wetenschap op het verkeerde been gezet te hebben. Geen enkele andere geleerde had zijn werk ‘gereinigd’. Stapel had de kluit zó magistraal belazerd, dat pas nu langzamerhand aan het licht komt hoe de hele wetenschappelijke sociaal-psychologie al die jaren onder een dikke laag prut en blubber, ofwel lege prietpraat en wezenloos geneuzel, is komen te liggen [desteronline.nl/komkommertijd-4-wetenschap]. Nog steeds zijn overal in de wereld wetenschappelijke loodgieters bezig nieuwe rioleringen aan te leggen om de niet functionerende afvoerputten te vervangen.

mario de jongeDe karikatuur die Mario als omslagtekening voor zijn proefschrift heeft verzonnen, vat die stelling geniaal samen. De gefotoshopte kop op het metronoom is die van Hermann Ebbinghaus (1850- 1909). Hij was de grondlegger van de moderne experimentele psychologie, met name van het onderzoek naar herinnering en geheugen. Als Duitse filosoof in de beste zin van dit woord wist hij dat memoriseren alles te maken heeft met ritme. Dat wist hij op het niveau van de intuïtieve, ‘hogere’ wijsheid die ik ‘epistèmè’ gedoopt heb: [desteronline. nlde-toekomst-van-de- universiteit]. Op het platte niveau van de ‘doxa’ was hij een getalenteerde eigentijdse wetenschapper. In die rol wilde hij iets totaal nieuws uitproberen. Daartoe nam hij een metronoom om tot in tienden van seconden precies te kunnen meten hoe lang hij zinloze woordjes (bef, lak, rüch, …) moest memoriseren om ze te kunnen onthouden.

Oh, oh … – wat een foute boel …! Het metronoom slaat mechanisch de maat. Dat is iets totaal anders dan ritme. Ritme is een organisch fenomeen dat zich niet mechanisch in levenloze getallen laat meten. In het levende organisme deint alles ritmisch mee met alles. Door het metronoom als ‘maat’ te kiezen zit je er juist helemaal náást.

Tot zover voor vandaag hier. Zoals het hier staat is het erg kort en slordig. Het behoeft heel wat ‘reiniging’ om helemaal correct te zijn. Dat weet ik zelf (!) ook wel. Op de site van De Ster breng ik nuanceringen aan.

Hugo Verbrugh