Het was een verademing, mooi vlak voor kerstmis, een absoluut nieuw geluid in het langzamerhand ondragelijk wordende autistische spookdebat over de islam. Ik doel op het dubbelinterview van Niels Markus met onze burgemeester Ahmed Aboutaleb en Setkin Sies, fractievoorzitter van de lokale ChristenUnie-SGP in onze gemeenteraad (hij wordt in maart opgevolgd door Tjalling Vonk), in Trouw, 22 december.
‘Ahmed Aboutaleb wilde graag nog eens samen met Setkin Sies geïnterviewd worden’, begint het. Hij was onder de indruk gekomen van diens initiatief in februari, na een aanslag op een moskee in Quebec. Sies had zijn achterban opgeroepen om ‘hand in hand’ een beschermende ring te vormen rond de Rotterdamse Essalam Moskee. Aboutaleb: “Die actie past in mijn denken over vrede in de stad. Niet alleen de burgemeester of het college, iedereen heeft zijn rol daarin”. Het initiatief kwam op een saillant moment: 31 januari had de landelijke SGP haar islam-manifest gepubliceerd waarin ze oproept om grenzen te stellen aan de islam in Nederland. “Wat ik zo moedig vond, is dat Setkin wist dat vanuit zijn achterban niet eenduidig geapplaudisseerd zou worden. Toch deed hij het.” Dat is leiderschap, vindt Aboutaleb. “Dat je je eigen achterban kunt trotseren. In deze geest gaat het hele interview door.
Maar één thema komt niet ter sprake. Ik schreef er aan Trouw de volgende brief over: ‘Aboutaleb en Sies illustreren voortreffelijk de geldigheid van de klassieke oneliner ‘Pour se disputer, il faut être d’accord‘: ‘Wanneer je een goed debat wilt voeren, moet je het met elkaar eens zijn over enkele fundamentele uitgangspunten’. Het agnosticisme, dat ons voorschrijft dat wij niets kunnen weten over een eventueel voortbestaan in enigerlei vorm na de dood, klinkt levensgroot dóór in de overigens hoogst behartigenswaardige woorden van de beide heren en de interviewer. Islam en orthodox christendom hebben, strange bedfellows als ze voor de rest mogen zijn, met elkaar gemeen, dat zij dit agnosticisme ten principale afwijzen. Heeft de interviewer dit onderwerp doelbewust buiten het gesprek gehouden, of heeft dit verzuim – want dat is het volgens mij – andere oorzaken? In de krant heb ik geen antwoord gevonden. Daarom ga ik er in onze Ster nog even op in.
Startpagina is een incidentje in een raadsdebat over coffeeshops dat in het interview ter sprake komt. Raadslid Jeroen van der Lee (Partij voor de Dieren) suggereerde dat Aboutaleb vanuit zijn ‘overtuiging’ een strenger alcoholbeleid zou wensen. De burgemeester reageerde ‘als door een wesp gestoken’: “Mijn persoonlijke overtuiging is in de gemeenteraad op geen enkele manier in het geding, het gaat hier over wet en regelgeving.” Aboutaleb wenst niet op zijn religieuze identiteit te worden aangesproken. … ” De overheid, is zijn stellige overtuiging, moet te allen tijde neutraal zijn.
Hier haak ik af. Mijn denken stopt wanneer ik iemand hoor stellen dat hij niet wil worden aangesproken op zijn religieuze identiteit. Weliswaar gebruik ik het woord ‘religieuze identiteit’ nooit als ik het over mijzelf heb, maar ik meen precies te weten wat het betekent. Het betekent dat ik (1) alles in het leven, inclusief mijn politieke verantwoordelijkheid nemen, doe vanuit mijn overtuiging dat de mens vrij wil worden en dat dit alleen kan via reïncarnatie en karma’, EN (2) word hierop gaarne aangesproken EN (3) meen dat dit essentieel inherent is aan de notie van religie, en (4) verwacht dus precies datzelfde van ieder ander die van zichzelf stelt een religieuze identiteit te hebben.
Ik meen als Rotterdams burger te mogen, zelfs te moeten weten, hoe de burgemeester denkt over het hiernamaals. Mijn argument is dat sommige mensen met een religieuze identiteit die althans uiterlijk verwant is – althans verwant lijkt – met die van Aboutaleb, aan die identiteit motieven ontlenen om te handelen op een wijze die in brede kring als ongewettigd beschouwd wordt, maar die henzelf een paradijselijke toekomst in dat hiernamaals in het vooruitzicht lijkt te stellen.
Hier wringt iets, en voor zover de SGP in haar manifest vraagt om duidelijkheid, ondersteun ik die eis.
Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)
Zojuist twee brieven op de bus gedaan richting Coolsingel:
Ahmed Aboutaleb, burgemeester van Rotterdam
Postbus 70012
3000 KP Rotterdam
Rotterdam, 16 januari 2018
Geachte heer Aboutaleb,
Vanochtend stuurde ik aan u en aan Setkin Sies via de mail een bericht met bijgevoegd een column die ik had geschreven in ons Kralingen-Crooswijkse weekblad De Ster.
Inhoud en strekking van die tekst zijn voor mij van zodanig belang dat ik u ook de printversie ervan wil doen toekomen.
Ik beklemtoon nog eens dat ik niet kan begrijpen [en zaken begrijpen en zo nodig begrijpelijk maken is mijn dagelijks werk als docent filosofie aan de EUR] hoe u enerzijds expliciet als aanleiding geeft dat u ‘graag nog eens samen met Setkin Sies geïnterviewd (wilde) worden … (omdat u) onder de indruk (was) van diens initiatief in februari, na een aanslag op een moskee in Quebec’ maar anderzijds even ondubbelzinnig stelt dat u ‘niet op (uw) religieuze identiteit (wenst) te worden aangesproken’
Ik zou het dan ook op prijs stellen wanneer ik in navolging van wat Niels Markus voor het Amsterdamse dagblad Trouw mocht doen met u en Setkin Sies een zelfde soort dubbelinterview zou mogen maken voor ons Rotterdamse weekblad De Ster.
Ik hoop van u te vernemen en verblijf met vriendelijke groeten, HV
Setkin Sies,fractievoorzitter CU-SGP
Postbus 70012
3000 KP Rotterdam
Rotterdam, 16 januari 2018
Geachte heer Sies,
Vanochtend stuurde ik aan u en aan Ahmed Aboutaleb via de mail een bericht met bijgevoegd een column die ik had geschreven in ons Kralingen-Crooswijkse weekblad De Ster.
Inhoud en strekking van die tekst zijn voor mij van zodanig belang dat ik u ook de printversie ervan wil doen toekomen.
Ik beklemtoon nog eens dat ik, zoals ik ook aan Ahmed Aboutaleb zelf per landpost schrijf, niet kan begrijpen [en zaken begrijpen en zo nodig begrijpelijk maken is mijn dagelijks werk als docent filosofie aan de EUR] hoe de burgemeester enerzijds expliciet als aanleiding geeft dat hij ‘graag nog eens samen met (u) geïnterviewd (wilde) worden … (omdat hij) onder de indruk (was) van (uw) initiatief in februari, na een aanslag op een moskee in Quebec’ maar anderzijds even ondubbelzinnig stelt dat hij ‘niet op (zijn) religieuze identiteit (wenst) te worden aangesproken’
Speciaal naar u toe memoreer ik een passage uit een boek dat ik in het begin van deze eeuw schreef; het gaat over het ‘probleem dat we niet kunnen vaststellen wat het begrip ´christelijk´ precies omvat. Ergens in het begin van het laatste kwart van de vorige eeuw, herinner ik me, toen het probleem van de allochtonen in Nederland aarzelend in het publieke bewustzijn kwam, werd de opbrengst van de collecte in een of andere christelijke organisatie waaruit van oudsher de zending werd gefinancierd, bestemd voor de bouw van een moskee ergens in Nederland Ook onze moslim-broeders wier lot het is hun leven hier, bij ons, te leven, hebben het recht hun geloof te belijden, zo herinner ik me de motivatie voor deze ongebruikelijke bestemming van het door vrome autochtone christenen ingezamelde geld. Ik vond en vind dit nog steeds een zó adembenemend staaltje van tegelijk vrijzinnige èn christelijke geesteshouding dat ik er nog steeds niet over uitgedacht ben. Ik weet nog steeds niet of ik, als ik lid was geweest van het gremium dat moest beslissen over de bestemming van de collecte-opbrengst, voor of tegen zou hebben gestemd.’ Tot zover citaat; ik ga er van uit dat u begrijpt waarom ik dit toevoeg.
Ik zou het op grond van dit alles op prijs stellen wanneer ik in navolging van wat Niels Markus voor het Amsterdamse dagblad Trouw mocht doen met u en Ahmed Aboutaleb een zelfde soort dubbelinterview zou mogen maken voor ons Rotterdamse weekblad De Ster.
Ik hoop van u te vernemen en verblijf met vriendelijke groeten, HV
Tot op heden heb ik van geen van beide bestuurders over wie dit stukje gaat, een antwoord mogen ontvangen.
Van buiten af is er voor mij intussen wel een aanleiding gekomen om even door te gaan.
Afgelopen zondag, 28 januari, overleed dominee Nico ter Linden (*1938), door velen bewonderd, gewaardeerd predikant.
Naast de vele positieve necrologieën in alle media wil ik hier een kanttekening plaatsen.
‘In 1958 werden Nico ter Linden en ik jaargenoten in het Utrechtsch Studenten Corps. In de zestig jaar die sindsdien verlopen zijn, heb ik in mijn verbeelding onze toen beginnende debatten af en toe voortgezet.
Zijn overlijdensbericht inspireerde mij tot een nieuwe virtuele ontmoeting met hem. Daarin houd ik hem nu voor hoeveel waarheid en werkelijkheid steken in de klassieke esoterische oneliner over wat er met de mens na zijn dood gebeurt:
Terra tegit carnem, Umbra circumvolat tumulum, Orcus habet manes, Spiritus astra petit. Zo goed mogelijk vertaald: ‘De aarde bedekt het vlees [= het dode fysieke lichaam], De schaduw [= het aetherisch lichaam] vliegt rond de grafheuvel, Het schimmenrijk heeft de ziel [= het astraallichaam], De geest [= ik zoals ik in wezen ben, de ‘wezenskern’] streeft naar de sterren.’
De tekst over Jezus’ opstanding uit de dood is niet zomaar een symbolische metafoor die alleen bruikbaar is om troost te geven. Het is een onversneden realistisch verslag over hoe hij, als enige tot dusver in de wereldgeschiedenis, binnen korte tijd na de fysieke dood van zijn fysieke lichaam, tot nieuw leven kwam. Dat nieuwe leven vond plaats in zijn zogenoemde, in de terminologie van Rudolf |Steiner, ‘hogere wezensleden’: levenslichaam, bewustzijnslichaam en ik-organisatie.
De verschraling die Ter Linden levenslang aan de historische teksten hierover heeft gegeven, is ernstig misleidend.
Dit leek mij een goed stukje tekst voor het dagblad Trouw, waarop ik sinds begin van dit jaar een ’test’-abonnement heb. Ik stuurde het vanochtend in en kreeg per kerende post als antwoord: Je kunt je reactie elders aanbieden. We hebben vandaag een aantal reacties op het leven van Nico ter Linden in de nieuwskrant. Jouw reactie is erg specifiek. Vandaar.
‘Helaas, pindakaas … ‘, antwoordde ik, ‘maar het goede [maar wat is hier ‘goed’?] nieuws is dat je argument [“… erg specifiek. Vandaar.”] mij ernstig aan het denken gezet heeft.
Maar zoals gezegd, ik blijf Trouw waarderen.
Naar De Ster toe wil ik toevoegen dat dit kleine stukje correspondentie tussen Trouw en mij, mij sterkt in wat ik hierboven schreef. Dominee Ter Linden was het prototype van een protestantse predikant die zich essentieel geestverwant voelt met de kleine elitaire intellectuele bovenlaag die, op adembenemend zelfverzekerde wijze meent, gelooft, ervan overtuigd is dat ‘al die wonderverhalen’ uit de bijbel gewoon verzinsels zijn om de moeilijk te accepteren gedachte aan de sterfelijkheid weg te masseren.
Dit spiritueel nihilisme geeft steun aan de opvatting van sommigen dat de islam bezig is aan een opmars om de officiële godsdienst van Nederland te worden.
Wie ‘frame’t’ nu eigenlijk wie in dit verband?