Een paar jaar geleden werd het opeens een super-hype. ‘Wij zijn ons brein’ werd een populaire strijdkreet in de media. De weergaloze populariteit van deze onzin werd een maatschappelijk-filosofisch schandaal. Daar MOEST een weerwoord op komen. Dat is er nu. Het plaatje laat het zien. Het is een meesterlijk boek (Uitgeverij Christofoor, Zeist, ISBN 978 90 6038 736 8), waarin Arie Bos (1947), huisarts in Amsterdam, op magistrale wijze afrekent met dit onzinnig ‘neurodeterminisme’, zoals hij het benoemd heeft.
Eerst iets over het genoemde maatschappelijk-filosofisch schandaal. Na en mede als gevolg van deelname aan het televisieprogramma Zomergasten op 31 juli 2011 werd het boek van Dick Swaab waarin deze onzin wordt gedebiteerd het meest verkochte boek van het jaar. ‘Het verhaal van je leven is het verhaal van je brein’, stelt een verkooppraatje dat nog steeds prominent op internet staat. ‘De zin en onzin van therapieën, antidepressiva en alternatieve geneeswijzen, agressie, moreel gedrag en geloof, meditatie, hersenbeschadiging, psychische problemen en bijna-dood-ervaringen: alles wordt beschreven … . Na lezing van dit boek zul je beter begrijpen waarom je bent wie je bent.’
De enormiteit van deze hype wordt alleen overtroffen door de mate van stompzinnigheid van haar inhoud en strekking. ‘Met de domheid strijden zelfs de goden tevergeefs’, schrijft Schiller in zijn toneelstuk ‘De maagd van Orleans’. Dat is de enige conclusie die mij rest als ik lees dat Swaab schrijft: ‘Ons brein beschikt over 100.000 km vezel. Dat wegennet bepaalt wie wij zijn’.
Oh, oh, wat een domheid. Er is helemaal geen sprake van een ‘wegennet’. Je kunt niet zeggen dat zich in het brein een fysiek aanwezige en op een vaste plaats gelegen bedrading van zenuwvezels bevindt. Er is alleen een onvoorstelbare dynamiek van verandering. In ontelbare momenten van ‘exaifnês’, van de kleinst denkbare eenheid van tijd, ontstaan, verplaatsen zich sneller dan wij kunnen denken, en vergaan meteen weer in de hersenen ontelbare aantallen grote en kleine moleculen. Hoe dat werkt kúnnen wij ons niet echt concreet voorstellen, maar dat wil de moderne consument van populaire wetenschap niet weten. Swaab bedient hem op zijn wenken, vat de baaierd aan nieuwe inzichten in de werking van het zenuwstelsel die door de wereld gaan sinds de ontdekking van de zogeheten spiegelneuronen in 1999 samen vanuit zijn eenzijdig reductionistischmaterialistische mensbeeld, en het resultaat is een gedrocht. Maar dat is dus wel mooi het gedrocht waar het aan zombie- en horror-films verslaafde publiek tegenwoordig verzot op is.
In iets meer afgemeten termen: wat Swaab ons voorspiegelt is een mega-’mereological fallacy’, een wanstaltig groot voorbeeld van de vergissing om de verrichtingen van een totaal-systeem toe te schrijven aan een deel ervan. Alleen een functionele analfabeet die niet weet dat er ook zoiets als filosofie bestaat, kan zulke quatsch verkopen.
Zo, dat moest er even uit. De rest van dit stukje gaat over het boek op het plaatje.
Een ander recent document geeft een actueel argument waarom dit boek van Arie Bos een maatschappelijke noodzaak was en is. Op 25 november vorig jaar presenteerde minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap samen met haar collega van Economische Zaken een meer dan honderd bladzijden tellend document ‘Wetenschapsvisies 2025 – keuzes voor de toekomst’. Kort door de bocht samengevat bepleiten zij dat wetenschapsbeleid een zaak van democratische politiek moet worden. De quatsch van Swaab illustreert waar dat toe zal leiden. Het boek van Arie Bos laat zien hoe je wèl ‘democratisch verantwoord’ het publiek bij de wetenschap betrekt. Ik ken geen enkel recent boek dat zo goed samenvat wat in deze tijd in de wetenschap over de mens gaande is als dit.
Lang geleden, toen Dick Swaab net begonnen was aan zijn lange mars door het land van de pseudowetenschap, schreef mijn voormalige overbuurman Laurens Korevaar een column over hem en zijn werk. Die heeft sindsdien niets aan waarde ingeboet, integendeel, en ik neem hem met vreugde nu hier over.
Is professor Swaab goed bij zijn hoofd?
Deze vraag lijkt wel vloeken in de kerk. Professor Swaab is immers een befaamd hersenonderzoeker, die weet waarover hij het heeft. Zijn boek ‘Wij zijn ons brein, van baarmoeder tot Alzheimer’ geeft veel belangrijke en betrouwbare informatie over de werking van onze hersenen.
Toen ik de auteur zag en hoorde in het programma Zomergasten wist hij ook heel helder te formuleren. In deze zin is hij heel goed bij zijn hoofd, naar de letter. Maar naar de geest?
Nu weet ik wel dat hij aan de geest geen eigen waarde geeft. De geest (of de ziel) is volgens hem puur een product van ons brein. Het brein regeert en bestuurt ons, ook alle geestelijke processen.
Hier vraag ik mij al af of Swaab wel goed bij zijn hoofd is. Hij heeft alleen oog voor de hersenen en ziet daarmee andere vermogens van de mens over het hoofd. Denken is voor hem het een en het al, maar hoe zit het dan met onze wil? Deze heeft bij hem geen zelfstandige plaats en er is zeker geen sprake van een vrije wil.
Theologisch is hierover sinds Augustinus over nagedacht en ook wel gestreden. Dat is bepaald geen theoretische discussie omdat het gaat om de kwaliteit van ons mens zijn. Zijn wij helemaal bepaald (gepredestineerd, gedetermineerd, door karma vastgelegd) of kunnen wij als uniek mens zelf beslissingen nemen? Theologisch wordt nu algemeen aanvaard dat de mens een vrije wil heeft, maar deze hersenwetenschapper ontkent dit weer. Ik vind dat Swaab zo meer een stap terug zet in de ontwikkeling dan dat hij ons verder brengt.
Nu was ik benieuwd hoe de professor zou reageren op een vraag naar zijn gevoel. Dat zit immers ook niet tussen de oren, in ieder geval niet in de hersenen. Aan Swaab werd naar zijn moeder gevraagd, in het bijzonder naar het einde van haar leven. Het raakte mij zeer wat ik toen zag gebeuren. Hij vertrok geen spier, zijn stem bleef even vlak en hij ging heel klinisch op deze persoonlijke vraag in. Het was alsof de neuroloog over zijn patiënt sprak in plaats van een zoon over zijn moeder. Professor, waar is uw gevoel gebleven? is een vraag die op mijn lippen brandde.
Het belangrijkste vind ik echter dat Swaab geen ruimte voor ‘god’ heeft. God is niet aanwijsbaar in onze hersenen en dus is hij er ook niet. Dat slaat echt alles dood wat onze kennis te boven gaat. Er is zo geen ruimte voor geestelijk leven dat ons materiële bestaan bezielt. Dat is zonde, o nee jammer.
Swaab is heel goed bij zijn hoofd, maar door het verlies van geest, gevoel en God heeft hij toch zijn verstand verloren. Ik wens hem een herontdekking toe van de hele mens, als lichaam, ziel en geest. Dat zijn wij immers, van top tot teen.
Swaab is wat Chomsky is in de taalwetenschap:
een bouwer van een op zich zelf staand bouwwerk, wat consequent is en consistent. Helaas heeft het bouwwerk niets te maken met de wervelende onvoorspelbare en soms magische realiteit.