Vorige week schreef ik hier over het geesteskind van ex-NRC-redacteur Rob Wijnberg – of liever: ik jatte vorige week uit een paar stukjes tekst van anderen een paar woorden erover. Het lukte me toen domweg niet om zelf mijn eigen woorden te vinden om te vertellen wat ik van De Correspondent vind. Als deze Ster verschijnt, draait De Correspondent al bijna een week mee in de digitale journalistieke mallemolen.
Ik wil erover doorgaan, maar het is nog steeds hevig wennen. De toestand waarin ik verkeer, lijkt een beetje op een soort positieve variant van afkicken. Ik moet en zal tot me nemen wat De Correspondent me mailt – maar wat zijn dat voor woorden die ik nu, bijna net alsof ik een krant lees maar niet heus, op mijn scherm krijg? Dat zijn geen echte woorden, toch? Maar wat zijn het wel …?
Ik hunker ernaar om ze tot me te nemen alsof het echte woorden zijn, maar het lukt niet. Ik kom in een soort stupor [= versuffingstoestand met fysieke ademnood, sprakeloosheid etc. Red.] waarin een verslaafde zich bevindt die moet stoppen met dit-of-dat waarmee hij niet kan, niet wil en niet wil kunnen stoppen, en nu min of meer op apegapen ligt.
Ik vind troost in twee items in de papieren editie van de moeder waaruit De Correspondent is voortgekomen, de voormalige Nieuwe Rotterdamse Courant.
Het ene is een ingezonden brief d.d. 23 maart. ‘Wij begrijpen en onthouden een tekst beter wanneer we deze vanaf papier lezen,’ schreef ene Henk Hanssen, journalist en schrijver, Hilversum. ‘De verschillen zijn klein maar significant, aldus psychologen en neurologen die deze kwestie hebben onderzocht. Het fysieke formaat, het ordenende effect van typografie, het gemak van terug- en vooruit bladeren: wanneer je twee representatieve groepen proefpersonen een gelijke tekst voorlegt en ze een test afneemt, scoren boekenlezers hoger dan de elezers.’
Ik herken naadloos wat hij schrijft. Hij heeft doodgewoon gelijk. Het is alleen niet het hele verhaal. Ik heb nog een zwaarder argument. Op papier gedrukte letters hebben een zogeheten ‘moet’.
‘De “moet” is een drukkersterm voor door de letters in het papier gedrukt spiegelbeeldig reliëf. Moet ontstaat wanneer het zetsel niet goed gedresseerd is. Meestal wordt bij de proefdruk tijdig geconstateerd dat de pers moet maakt,’ leer ik uit het Letterkundig lexicon voor de neerlandistiek van P.J.Verkruijsse e.a.
Dat zal vast wel een correcte actuele definitie zijn, maar er zit meer achter. Toen de boekdrukkunst was uitgevonden, werden letters letterlijk in het papier gedrukt – let op de cursiveringen in deze zin! Meer of minder is dat nog steeds zo – wij leven althans in de illusie dat het zo is; maar het werkt nog steeds. Als je zo’n op papier gedrukte tekst leest, beweeg je met je inwendige oogspiertjes méé naar beneden de diepte van de drukte letters in. Je volgt minimaal merkbaar voor jezelf, in als ‘t ware homeopathisch verdunde bewegingen, met je lichamelijke motoriek de vormen van de letters en herschrijft zodoende actief de tekst in je persoonlijke binnenwereld. Dat werkt letterlijk en figuurlijk veel effectiever.
Nog een bevinding die me bemoedigt geeft uit onverwachte en onverdachte hoek steun aan mijn duiding. NRC/Handelsblad besteedt om voor de hand liggende redenen veel aandacht aan De Correspondent. Zelfs Fokke en Sukke maken reclame – maar natuurlijk met mate. In de cartoon van 26 maart die ik me veroorloofd heb hier te copiëren, geven ze stiekem aan wat ik bedoel met mijn verhaal over de moet die De Correspondent niet heeft. Ook zij lezen liever van papier, ‘dus wij printen De Correspondent … altijd helemaal uit’.
Hugo Verbrugh
Louise Fresco schrijft in de NRC van 16 juli: ‘Er zijn steeds meer aanwijzingen dat het schrijven met de hand andere en ook meerdere hersenfuncties activeert dan het typen op een toetsenbord. Dat geldt ook voor het lezen van handgeschreven teksten. Die breinactiviteit zou ook geassocieerd kunnen zijn met betere leerprestaties. Een mogelijke verklaring is dat handschrift altijd varieert en juist het herkennen van patronen in variatie belangrijk is. Door niet perfect gevormde letters moet je woorden raden en er mee spelen. Dan gaan ook associatieve betekenissen door je hoofd. Staat er ‘weg’ of ‘wag’ (wat is dat dan?) of gewoon ‘wij’? De effecten van het lezen en schrijven van handgeschreven teksten zouden zich niet alleen uitstrekken tot kinderen, maar ook tot ouderen. Schrijven, leren en geheugen hangen mogelijk samen – een reden om oudere mensen net als kinderen aan te moedigen te blijven schrijven.’
Ik ga haar toestemming vragen heer hele column hier op te nemen.