De tijden veranderen en wij veranderen met hen. Een goed advies voor beter begrip daarvan geeft Albert Szent-György (1893-1986): ‘Wetenschap is de kunst om te zien wat iedereen kan zien, en [eigenlijk dus ‘maar’!] daarbij iets te denken wat nog niemand eerder daarbij gedacht heeft’.
Ik vul aan: Wie goed kan kijken en denken, ziet zodoende soms samenhangen tussen veranderingen die voor anderen verborgen blijven.
Ik neem als voorbeeld de levensverwachting. In 1865 was de meest voorkomende sterfleeftijd van mannen 70 jaar, in 1985 80 jaar en in 2005 85 jaar. Tegelijk kwam de ouderdom met steeds meer gebreken. Omdat de gezondheidszorg onbetaalbaar duur dreigde te worden werd het begrip ‘mantelzorg’ uitgevonden (door Johannes Hattinga Verschure) en ingevoerd. Getallen over in de toekomst benodigde mantelzorgers lopen nu in de miljoenen. Dat zijn allemaal zaken die iedereen kan ‘zien’ oftewel kan nalezen en die in hoge mate betrouwbaar zijn.
Bijzondere omstandigheden hebben gemaakt dat ik in mijn jonge jaren verhalen uit de eerste hand heb gehoord over Rudolf Steiner (1861-1925). Die kwamen van mijn grootmoeder en mijn vader, die allebei Steiner persoonlijk gekend hebben.
Die uniek nabije relaties hebben gemaakt dat ik iets ben gaan denken dat bij mijn weten bijna niemand anders gedacht heeft. Dat ‘iets’ begint in de leer van Von Clausewitz. Oorlog is volgens hem gewoon voortzetting van de politiek met andere middelen. Dat spreekt mij aan; dat is een bruikbaar voorbeeld. Dood is de voortzetting van het leven met andere middelen.
Dat heeft ‘bijna’ niemand anders gedacht, veronderstelde ik in de vorige alinea. Dat ‘bijna’ vraagt een korte toelichting. Er is één auteur, mij van naam vaag bekend, die een heel eind in die zelfde richting denkt. Stefan Brugmans heeft het uitvoerig – eigenlijk vooral nogal rommelig – aan de orde gesteld in zijn handzame boekje ‘De Afspraak – Requiem op het uitvaartbedrijf’, ISBN 978-94-6008-377-8.
Ultrakort samengevat: het eerste wat een mens direct na zijn overlijden beleeft, is een zogeheten ‘postmortaal levenspanorama’. Hij ‘ziet’, beleeft in zijn verbeelding, in een snelle aaneenschakeling van stilstaande beelden zijn voorbije leven. De nabestaanden die de overledene in een uitvaartbijenkomst gezamenlijk gedenken, moeten dit weten en er rekening mee houden in wat ze zeggen. Niks ‘Van de doden niets dan goeds’; ieder mens heeft recht op de waarheid over zichzelf.
Hier zie ik een samenhang. Die heeft de vorm van een vraag. Zou niet in deze nieuwe samenhang tussen ouder worden en authentiek inzicht krijgen in het bijna voorbije leven een diepere zin liggen?
Op dit plaatje ZIET iedereen hetzelfde. Ik denk erbij ‘dit is het Rozenburparkje achter mijn huis. Het doet mij denken aan Camino de Santiago’ – dat is helemaal MIJN eigen gedachte.
Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)
recent commentaar