Dit wordt een noodgeval. Ik ben sinds drie etmalen zodanig geconstipeerd dat ik niet meer kan denken. Ik kan zelf niet meer willen denken. Drie maximale doseringen laxeermiddelen binnen drie uur hebben nul komma nul effect. Ik ga leentjebuur spelen bij Wikipedia en neem grote stukken over van hun lemma. Soms staat in de tekst [CAVE]. Dat betekent ‘Pas op! Tussen deze vierkante haken staat iets dat niet in Wikipedia staat.
De kleine prins (Frans: Le Petit Prince) is een poëtisch verhaal van de hand van de schrijver en piloot Antoine de Saint-Exupéry, gepubliceerd in 1943. De illustraties, van de hand van de auteur zelf, zijn minstens zo bekend als het verhaal zelf.
De Saint-Exupéry schreef dit moderne sprookje toen hij in een hotel in New York verbleef [CAVE ‘sprookje’ is geen adequate typering. Sprookjes zijn tijdloze volksverhalen die (1) niet één als persoon bekende auteur hebben, (2) in principe niet met visueel concreet zichtbare beelden geïllustreerd zijn, maar alleen verbaal beschreven beelden zijn, en (3) nooit zo lang zijn als dit verhaal. (HV)]. Het is zijn bekendste boek en geldt als het vaakst vertaalde boek uit de Franse literatuur. In 1999 eindigde het boek op de vierde plaats in de verkiezing van de honderd beste boeken van de eeuw … . Ogenschijnlijk is De kleine prins een kinderboek. Er worden echter verscheidene diepzinnige en idealistische punten over het leven aangekaart, die door het hele boek verweven zijn. In het boek stelt de schrijver zichzelf voor dat hij in de Sahara een noodlanding heeft gemaakt en daar een jonge buitenaardse prins tegenkomt [CAVE In de tekst van het boekje begint het met een stemmetje dat de auteur hoort. ‘De kleine prins’ komt zomaar opeens in het verhaal na een paar bladzijden (HV)]. In hun gesprek openbaart de schrijver zijn eigen visie op de eigenaardigheden van de mensheid. Hij laat de eenvoudige verstandigheid zien die volwassenen lijken te vergeten wanneer ze opgroeien. … Het prinsje woont op een kleine planeet met een roos en drie vulkaantjes, waarvan er twee werken. Hij brengt de dag door met het zich ontfermen over zijn planeetje en het uitroeien van apenbroodbomen, die steeds weer als onkruid uit de grond schieten en zijn planeet uit elkaar kunnen scheuren indien hij ze zou laten groeien. Op een dag verlaat de prins de planeet, om te zien hoe de rest van het heelal eruitziet, en bezoekt hij verschillende andere planeetjes. Elk van die planeetjes wordt bewoond of beheerst door een volwassene die zichzelf op een of andere manier belachelijk maakt:
De Koning
die gelooft dat hij over de sterren heerst, omdat hij ze beveelt om dingen te doen die ze normaal gesproken ook wel zouden doen.
De IJdeltuit
die door iedereen geliefd wil worden, maar in zijn eentje op zijn planeet zit.
De Dronkenlap
die drinkt om te vergeten dat hij zich schaamt voor het feit dat hij drinkt (hypocrisie).
De Zakenman
die altijd druk is met het tellen van sterren, waarvan hij gelooft dat ze van hem zijn. Hij wil ze gebruiken om meer sterren te kopen.
De Lantaarnopsteker
Lang geleden had hij op zijn planeet de taak gekregen om ’s nachts de lantaarn aan te steken en hem ’s morgens weer te doven. Toentertijd draaide de planeet met een redelijke snelheid, en had hij tijd om te slapen. Maar na verloop van tijd begon de planeet steeds sneller te draaien, waardoor de nachten en dagen steeds korter werden. Omdat de opsteker weigerde te stoppen met zijn werk, ontsteekt en dooft hij de lantaarn nu iedere minuut en krijgt hij geen rust meer.
De Geograaf
die al zijn tijd besteedt aan het maken van kaarten, maar nooit zijn bureau verlaat om op ontdekking te gaan. Uit beroepsmatige interesse vraagt de geograaf aan de prins om zijn planeet te beschrijven. Het prinsje beschrijft de vulkanen en de roos. “We noteren geen bloemen”, zegt de geograaf, omdat ze maar tijdelijk zijn. De prins is geschokt en de wetenschap dat zijn roos ooit vergaat doet hem pijn. De geograaf adviseert het prinsje om de planeet aarde te bezoeken.
Op aarde ziet de prins een hele rij met rozenstruiken. Hij is teleurgesteld, want hij dacht dat zijn roos de enige was in het universum. Dan ontmoet hij een vos, en de kleine prins temt hem. De vos legt hem uit dat de roos van het prinsje wel degelijk uniek is en speciaal, omdat het degene is waarvan hij houdt.
Het prinsje ontmoet de verteller en vraagt hem om een schaap te tekenen. Omdat de verteller niet weet hoe hij een schaap moet tekenen, tekent hij wat hij kent: een slang met een uitstulpende maag. “Nee, nee!” roept het prinsje. “Ik wil geen slang met een olifant erin, ik wil een schaap!”. Toen de verteller zes jaar oud was, liet hij diezelfde tekening aan volwassenen zien. Hij vroeg hun toen of ze deze tekening gevaarlijk vonden, omdat het een slang was, maar iedereen zei dat ze een hoed niet gevaarlijk vonden. De volwassenen dachten keer op keer dat het een hoed was die de verteller had getekend. De kleine prins begreep de tekening echter wel, direct toen hij hem voor het eerst zag. De verteller probeert nog een paar keer een schaap te tekenen, maar het prinsje is niet tevreden. Uiteindelijk tekent hij een doos, en zegt dat er een schaap in zit. Het prinsje, dat het schaap net zo goed ziet als de olifant in de slang, accepteert het. In de woestijn ontmoet het prinsje een slang, die het prinsje bedreigt. De verteller jaagt de slang weg en neemt daar afscheid van het prinsje, maar het prinsje gaat nog niet weg. De volgende ochtend komt de verteller weer op die plek aan en ziet dat het prinsje weg is.
Versies en vertalingen
Het is vertaald in 578 talen en dialecten [Wikipedia heeft een volledig overzicht van enkele tientallen bladzijden. Elders in cyberspace heb ik gevonden dat er wereldwijd tachtig miljoen exemplaren van verspreid zijn (HV)]. De eerste Nederlandse vertaling was die van Laetitia de Beaufort-van Van Hamel, die in 1951 uitkwam. De tweede verscheen in 2000 en was het laatste werk van Ernst van Altena. In 2017 verscheen er een integrale vertaling van Martine Delfos, bij SWP uitgevers [waren de beide andere dan niet integraal ??(HV)]. In 2019 verscheen er voor het eerst een integrale hertaling voor kinderen, door Tiny Fischer, uitgegeven door Uitgeverij Volt, met nieuwe illustraties van Mark Janssen. In 2021 maakte Erik van Muiswinkel een nieuwe vertaling [zie in dit verband het bijschrift bij het plaatje (HV)] . In 2023 volgde een vertaling van Herman Finkers in het Twents onder de titel ‘Et haenige preenske’.
De Nederlandse versie waarop bovenstaand artikel is gebaseerd wijkt op meerdere punten inhoudelijk af van de originele Franse versie van het boek [Dat is een mededeling die ik nog moet verfiëren (HV)] . Zo komt de Kleine Prins de slang wel tegen, maar de slang bedreigt hem niet. Ze praten over de dood en op een bepaald moment vraagt de slang aan de Kleine Prins of hij hem mag bijten. De Kleine Prins onthoudt dit en gaat verder. Nadien laat de Kleine Prins zich toch bijten door de slang, omdat voor de reis terug naar zijn thuisplaneet zijn lichaam te veel ballast vormt. Het feit dat de piloot zich kan voorstellen dat hij ergens op een van de sterren daarboven is, brengt hem bij de essentie van hun vriendschap. Zoals al door de vos geformuleerd: dat je treurt om iemand die er niet meer is, neem je voor lief als je je werkelijk wilt verbinden. Een dag na dit gesprek vindt de piloot het dode lichaam van de Kleine Prins. … … …
Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 2 mei 2024 om 11:40.
Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)
recent commentaar