Rotterdam is een grote stad en bij een grote stad past grote kunst. Zuiver taalkundig bezien klinkt dat zó vanzelfsprekend dat de geroutineerde lezer vanzelf achterdochtig wordt en zich afvraagt ‘hoebedoelu? Die achterdocht wordt bevestigd als ik ‘groot’ in het Engels wil vertalen. ‘Great, big, large, tall, vast, extensive, spacious, wide’ zijn de eerste alternatieven die zich aandienen. In die eerste zin bedoel ik met het tweede woordje ‘grote’ een woord waarvan ik de Engelse vertaling nog niet eens genoemd heb, namelijk monumentaal. ‘Very important, very great or extreme, or relating to a monument’ specificeert mijn woordenboek voor ‘monumental’.
Kun je een kunstenaar kwalificeren als ‘monumentaal’? Ja, sinds vorige week kan het. Toen verscheen bij Ad. Donker in Rotterdam het boek ‘Ger van Iersel – monumentaal kunstenaar’ van Frederik Haver Droeze (ISBN 978 90 6100 704 3).
Siebe Thissen, Hoofd Beeldende Kunst & Openbare Ruimte, Centrum Beeldende Kunst Rotterdam, geeft een toelichting:
‘Ger van Iersel, monumentaal kunstenaar. Korter kan het niet. Hoeft ook niet. Ooit, na de Tweede Wereldoorlog, wisten we immers precies wat een monumentaal kunstenaar was. Monumentale kunst kwam voort uit een sociale kunstpraktijk. Monumentale kunst was van ons. Het was een bijzondere vorm van stadsverfraaiïng die meestal werd gemaakt binnen architectonische opdrachtsituaties. Monumentale kunst was zichtbaar op straat, in de stad, in de kerk, op scholen; zichtbaar voor iedereen, vierentwintig uur per dag. Voorkennis van beeldende kunst was niet vereist. Soms waren de werken figuratief van aard, verhalend en herkenbaar. Soms waren ze meer symbolisch, of abstract, maar bijna altijd kleurrijk, zodat ze de grauwe gevels van de wederopbouwarchitectuur konden verluchtigen. Vaak geplaatst tegen de achtergrond van een gevel, werd het genre gedomineerd door mozaïeken, sgraffito’s, staal- en betonreliëfs, glasappliquéwerken, gekleurd glas in beton en wandschilderingen. De “wederopbouwkunst” kwam in Nederland tot grote bloei in de periode 1945-1965.’
Trefzekerder kan ik het niet zeggen. Zó herken ik mijn Rotterdam. Lees verder in dit boek – in voorraad in elke goede boekhandel.
Geert Meursing
Vorige week stond op blz. 2 van De Ster een artikel over het vertrek van dierenarts Geert Meursing uit Kralingen. Daarbij had ik als buurvriend een stukje geschreven dat abusievelijk niet meegekomen is. Hierbij alsnog:
In het doktersvak zoals dat sinds Hippocrates beoefend wordt, bestaat van oudsher een verschil tussen geneeskunde en geneeskunst. Geneeskunde is praktisch toegepaste medische wetenschap; de nadruk ligt op ‘wetenschap’. Geneeskunst is wat tegenwoordig in het vak wel wordt aangeduid als ‘good clinical practice’. Wie zich ‘arts’ mag noemen wordt geacht dat verschil goed te kennen en ernaar te handelen. Als buurman (van 1980 tot kort geleden) van Geert en Hendrieke Meursing heb ik van nabij geleerd dat dit verschil ook in het dierenartsenvak bestaat. Op de manier waar we dat als goede buren in ons mooie Kralingen doen, liep ik af en toe voor de gezelligheid even bij ze binnen – vaak buiten de zogenoemde ‘reguliere werktijden’. Maar de diergeneeskunst werkte daar rond de klok – en Hendrieke deed heel vaak mee. Een enkele keer mocht ik dan van gepaste afstand ook een beetje meedoen – in de praktijkruimte in het sousterrain kijken hoe Geert een hond of kat veterinair- technisch behandelde, terwijl Hendrieke professioneel kalmerend met het dier en/of zijn eigenaar (m/v) sprak en in haar GLOUM kenbaar maakte dat alles onder controle en in goede handen was [GLOUM = Gebaren, Lichaamstaal, Oogcontact, Uitstraling, Mimiek]. Sinds de praktijk aan de Mecklenburglaan nr. 28 weg is, mis ik dat, en nu, nu Geert en Hendrieke ook niet meer geografisch nabij zijn, mis ik het nog meer.
recent commentaar