Verhalen van patiënten over hun ziekte zijn ongeveer een halve eeuw geleden populair gaan worden. Er is een speciale reden waarom ik mij dat goed herinner. In de tijd dat ik zelf geneeskunde studeerde, waren hoegenaamd nooit zulke verhalen in de media verschenen. Dat begon pas in het begin van de jaren ’70. Zo herinner ik zelf mij dat althans uit die tijd. Dat voorbehoud moet ik met nadruk maken. Ons geheugen is feilbaar. Dat is tegenwoordig een leidmotief in de psychologie.

Tegenwoordig zijn zulke speciale ‘ziektegeschiedenissen’ er in talloze soorten en maten. Ook de kwaliteit van de teksten vertoont een zeer grote variatie. Sommige zijn zonder meer waardevol en dragen op zodanige wijze bij aan inzicht en begrip van ziekte dat ook artsen er iets van kunnen leren; andere zijn bijna gênant om te lezen.

Internationaal heeft de rubriek ‘patiëntenverhalen’ al sinds eind vorige eeuw erkenning in de traditie van de zogenoemde ‘Narrative Based Medicine’, geneeskunde gebaseerd op de verhalen zoals de mensen die zelf vertellen. In verschillende Amerikaanse universiteiten is dat een actief en creatief deel van de medische opleiding.

Kwantitatief is wat zogeheten ervaringsdeskundigen zelf vertellen en in boekvorm publiceren intussen zo belangrijk dat dit genre een eigen code zou verdienen in de NUR (= de driecijferige ‘Nederlandstalige Uniforme Rubrieksindeling van boeken). Geneeskunde heeft in die indeling de nummers 870 t/m 889; ik stel hierbij voor dat de organisatie die de NUR-indeling beheert nummer 890 gaat reserveren voor dit nieuwe genre.

Een zeer bijzonder exemplaar in dit genre verscheen onlangs in de vorm van het boek ‘Je gaat er niet dood aan – Zoektocht naar de grenzen van mijn aftakeling’. De auteur is Hank Blanken  (*1959), een bekende journalist voor verschillende media, winnaar van verschillende prijzen, auteur van meerdere boeken, met name van een eerdere versie van dit boek over parkinson en dementie. Dit boek is een unieke mix van verschillende genres: stukjes autobiografie, relaas van eigen ziektegeschiedenis (parkinson), impressies van hoe anderen omgaan met vergelijkbare neurologische of ook wel andere ziekten, korte zakelijke informatieve passages over onderwerpen die met deze ziekten samenhangen, bij voorbeeld dementie en de problemen in verband met euthanasie, maar evenzeer over totaal andere onderwerpen. Zo gaat het bijvoorbeeld ook over de kunstenaar Sam Drukker en de BAC kunstcollectie in Roggwil, Zwitserland, en komt ook het bombardement op Rotterdam van mei 1940 ter sprake – en al die uitweidingen zijn onversneden functioneel in het kader van het verhaal, want Blanken is een uitzonderlijk getalenteerde journalist.

Ik heb zelden een boek in handen gehad waar ik zo totaal niet-mee-kon-ophouden-tot-ik-het-uit-had, als het boek waar dit stukje over gaat. Vrijwel uniek is de bijna-obsessie met schrijven van de auteur. Expliciet en in fascinerend gedetailleerde impressies vertelt hij hoe hij al vanaf jonge leeftijd zijn identiteit ervaart in het willen en kunnen schrijven. In een uiterst gemakkelijk leesbare en toegankelijke stijl vat hij grote problemen en ingewikkelde theorieën, onder andere over psychologische mechanismen en intermenselijke relaties, meesterlijk samen. Het boek verdient een zeer groot en breed gevarieerd lezerspubliek. Ik kan het letterlijk iedereen ter lezing aanbevelen. Maar bij uitzondering plaats ik bij dit stukje niet een plaatje van het boek. Dat komt omdat ik, naarmate ik vaker naar dat plaatje kijk, nou juist dáárvan niets begrijp. De omslag toont een portret van een man – en niet zo maar een; het kan niet anders of dit is de auteur zelf. Hij kijkt de lezer indringend aan, en zijn blik drukt met grote nadruk uit dat hij van zichzelf vindt dat hij in de kracht van zijn leven is en goed bezig is. En enerzijds is dat laatste ook werkelijk het geval, maar anderzijds gaat dit boek letterlijk van de eerste tot en met de laatste zin over zijn aftakeling. MISSCHIEN is dat contrast uitdrukkelijk zo bedoeld, maar dan zou ik ergens in het boek daar (1) een uitleg van en (2) een toelichting bij willen hebben, en (3) die heb ik niet gevonden. Daarom (1) laat ik dat mooie plaatje op de omslag voor wat het is, (2) beveel ik de lezer aan het boek bij een boekhandel eens te bekijken [elke goede boekhandel zou het in voorraad moeten hebben], en (3) illustreer ik mijn stukje met een plaatje van een parkinson-patiënt uit het [ook zeer aanbevelenswaardige] boek van mijn goede oude vriend Jan Keppel Hesselink, Beelden in de mist – de geschiedenis van de neurologie in capita selecta, Erasmus Publishing Rotterdam 1994.

Hugo Verbrugh


Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)

Lees hier de privacyverklaring Hiermee geeft u toestemming om wekelijks een nieuwsbrief te ontvangen.