Over Gottfried Wilhelm (von) Leibniz (1646-1716), de veelzijdige Duitse wiskundige, filosoof, logicus, natuurkundige, historicus, rechtsgeleerde en diplomaat, die wordt beschouwd als een van de grootste denkers van zijn tijd, circuleert in de meer exotische regionen van de geschiedschrijving een inspirerende legende. Op een reis door wat nu Duitsland is (‘Duitsland’ zoals wij dit nu kennen, bestond toen niet. Dat ontstond pas in 1870) kwam hij in een van de vele kleine stadjes die daar toen waren in de universiteit. Daar ontmoette hij twee bejaarde hoogleraren die in alle ernst bezig waren goud uit lood te maken. Ze waren verre nazaten van een eeuwen eerder wereldwijd actief gilde van zogenoemde ‘alchemisten’ die meenden dat dat echt mogelijk was.
Hier moest ik aan denken toen ik vorige week in meerdere media las dat Jurriën Hamer de Socrates Wisselbeker had gewonnen (hij is van 1988; studeerde rechten en filosofie, en promoveerde aan de Universiteit Utrecht, is medeoprichter van het filosofieblog ‘Bij Nader Inzien’ en is onderzoeker bij het Rathenau Instituut). Die prijs had hij verdiend als auteur van het ‘meest urgente, oorspronkelijke en prikkelende filosofieboek’.
Alle vijf genomineerde boeken, zei juryvoorzitter Rosan Hollak, gingen ‘over de worstelende mens, strijdend met eigen inconsequenties en vooral, met zijn of haar individuele vrijheid’. Daarin kiest Hamer stevig positie. In zijn debuut ‘Waarom schurken pech hebben en helden geluk. Een nieuwe filosofie van de vrije wil’ betoogt hij dat de wetenschap de vrije wil als mythe heeft ontmaskerd, maar dat we er in de maatschappij stug aan vasthouden. Zo kunnen mensen onderin de samenleving hard worden aangepakt – ze hebben er toch zélf voor gekozen? – en degenen bovenin bejubeld. Hamer kant zich daartegen. We zijn namelijk allemaal een resultaat van genen, een voorgeschiedenis en opgedane ervaringen.’
Zo lees je nog eens wat. Ik heb tot nu toe alleen óver het boek, niet het boek zelf gelezen. Het heeft me wel nieuwsgierig gemaakt. Met name vraag ik me of of Hamer in zijn boek de twee auteurs noemt die in zijn betoog, als het echt wetenschappelijk wil zijn, niet mogen ontbreken.
De ene is Rudolf Steiner die eind 19e eeuw aantoonde dat de vrije wil ‘objectief’-natuurwetenschappelijk realiteit is. Het Historisches Wörterbuch der Philosophie heeft in zijn lemma Anthroposophie (HWPh: Historisches Wörterbuch der Philosophie, S. 1368 [vgl. HWPh Bd. 1, S. 378]) een gedegen samenvatting van zijn betoog hierover. Alleen al dat lemma maakt, met permissie, Hamer’s stelling even achterhaald als het lood-goud-maak-wensdenken.
De andere noodzakelijke auteur is Ernst Cassirer (1874-1945) die in zijn belangrijkste werk, de driebandige Philosophie der symbolische Formen (1923-1929), stelde dat het bewustzijnsbegrip de eigenlijke Proteus van de filosofie is. Die komt overal tevoorschijn, treedt in alle probleemgebieden op en is meteen ook weer weg. Hij is het prototype (!) van alle mythische figuren. Oftewel: de stelling dat de vrije wil een mythe is ontkracht niet haar juistheid, laat staan haar geldigheid – integendeel.
Als ik het boek gelezen heb, zal ik er op terugkomen.
Proteus is een speciale figuur in de mythen van de klassieke oudheid. Letterlijk betekent protos ‘eerste’. De mythische figuur die deze naam draagt, is een soort godheid met een onduidelijke rang. Over hem is eigenlijk alleen goed bekend dat hij een zoon is van de zeegod Poseidon, en daardoor veel te maken heeft met water en met alles wat vloeit en stroomt. In een iets ruimere zin zou men hem in een eigentijds begrip kunnen aanduiden als een soort algemeen prototype (!) voor alle personen en goden en van hun gedaanteverwisselingen die zich voordoen in mythen. Hij verschijnt en verdwijnt zomaar, alle anderen in het verhaal in verwarring achterlatend. Neem het slot van het verhaal over Peleus en Thetis: ‘Dixerat haec Proteus et condidit aequore vultum, admisitque suos in verba novissima fluctus’: ‘Nadat Proteus deze woorden had gesproken, verborg hij zijn gezicht onder het water, en liet dit water wegstromen over de woorden die hij zojuist gesproken had.’ H.V.
Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)
Hopelijk is De Ster ook beschikbaar in de bibliotheek van de filosofiefaculteiten van de universiteiten. De wekelijkse column van dr Hugo Verbrugh zou hen niet mogen ontgaan om de scherpte van zijn bijdragen over de mens en het menselijke.