Vandaag een onderwerp dat wat dichterbij huis ligt dan waarover ik de vorige weken schreef. Dit keer onze RET. Ik vind allereerst dat hun dienstverlening goed is. Zeker vergeleken met de trein, waarbij er eigenlijk geen week voorbijgaat of er is weer wat. Als het vriest, maar ook als het niet vriest, of bijna vriest of als het 30 graden is, of als ik op het verkeerde perrons sta omdat ik de mededelingen niet kan verstaan. Dat blijft altijd een probleem. Terwijl de wereld steeds goedkopere en betere luidsprekers maakt, lijkt het soms wel dat de NS bewust op zoek is naar luidsprekers die onverstaanbaar zijn. Voordeel is natuurlijk dat je achteraf als NS altijd kunt zeggen dat de mensen zijn geïnformeerd. Moet ik onthouden, kan mij ook te pas komen. Maar nu over de RET. Voor mij ligt een oud foldertje (ergens 2012 of zo) waarin staat: “Wij proberen het u zoveel mogelijk naar de zin te maken.”

Keurig, niet? Met wij wordt hier de RET bedoeld. Duidelijk. Maar wat lees ik deze week op een tramhalte waar ze speciale instapzones hebben aangelegd? Instapzones bestaan uit witte lijnen op de grond, waardoor de uitstappers niet tegen de instappers oplopen. Wat lees ik? “Wij stappen sneller in en uit.” Hier wordt met wij niet de RET bedoeld maar wij, de reizigers – ik neem tenminste niet aan dat het de conducteur en de bestuurder betreft. Kijk, dat noem ik nu kindertaal. Wat vindt u van “In deze wijk groeten wij elkaar”? Ik voel me dan nooit aangesproken, maar kijk om me heen of anderen elkaar groeten. Ook een leuke is: “Dat doen wij hier niet!” Ik leid daar nooit uit af, dat ik iets niet mag doen, benieuwd als ik ben naar wat zij niet meer doen. Waarom hierover gezeurd? Wel, om het volgende. Ik heb al moeite met deze geschreven teksten, maar het wordt nog gekker met bordjes die her en der hangen: wel of geen frites, niet telefoneren, geen fietsen, stiltecoupé, geen kinderwagens… Het houdt niet op. Soms duizelt het me, maar als ik nu in mijn eigen auto rijd, dan mis ik die bordjes.

Eduard Schuringa