’t Is al weer bijna een week na Koningsdag als deze Ster in cyberspace verschijnt [leuke dubbele betekenis van ‘verschijnt’! Ons Kralings-Crooswijkse weekblad ‘wordt gepubliceerd’, een ster in de zin van een hemellichaam wordt zichtbaar aan de hemel. En cyberspace vertoont een boeiende mix van overeenkomsten en verschillen met de hemel. Maar dit terzijde].

Intussen zijn onze nationale gevoelens en gedachten ons weer aan ’t voorbereiden op 4 en 5 mei, maar daar doe ik voor deze keer niet aan mee. Ik ga vandaag nog even door over Koningsdag. Om precies te zijn: ik borduur voort op één bijzonderheid in het vraaggesprek Willem-Alexander 50, dat Wilfried de Jong aan de vooravond had en dat gelijktijdig uitgezonden werd door NOS en RTL. Die ene bijzonderheid heeft – leve NRC Handelsblad! – alle aandacht gekregen die zij verdient, en wel op ‘de één’ (= de voorpagina) van de krant van 27 april. Op de helft van die pagina stond één artikel, de bespreking van het vraaggesprek door Hans Beerekamp. Alleen al de kop erboven deed ’t ‘m: ‘Een koning die geen televisie mocht kijken’. Ik citeer:

‘We kunnen nog jaren voort met een nadere analyse van de koninklijke ontboezemingen in deze 72 minuten over de persoon achter het ambt. Mijn eerste indruk is dat de grootste onthullingen zijn kindertijd en puberteit betroffen. In tegenstelling tot veel andere ambtsdragers, politiek of erfelijk voorbestemd, was Willem-Alexander zeer bereid tot introspectie en een kritische blik op hemzelf en het milieu waarin hij opgroeide. Zo bekent hij dat … wel een televisie (stond) in de vertrekken van zijn ouders, maar voor de kinderen werd kijken naar een beeldscherm als schadelijk beoordeeld. Pas op zijn 14de, na de verhuizing naar Huis ten Bosch, kwamen de beelden het huis binnen, … ‘

Waar heb ik dit eerder gelezen? Precies: in het boek dat nu als plaatje bij dit stuk staat. Het is een tweede editie (2008), aangevuld met nieuwe informatie, commentaar en documentatie, van een geniaal boekje dat intussen ruim een halve eeuw oud is maar nog steeds zo actueel als destijds. Ik citeer uit een bespreking in een televisie-blog:

‘Televisie is slecht voor kinderen. Het belemmert jonge kijkers in de ontwikkeling van hun motorische intelligentie. Dat beweren neuroloog Peter van Domburg en arts-filosoof Hugo Verbrugh naar aanleiding van een boek van de arts Frits Wilmar. Opmerkelijk is dat deze dokters niet de programma’s kritiseren, maar de televisie zelf; het medium dus.

Nederlandse kinderen zitten gemiddeld twee uur per dag voor de buis. Veel ouders vragen zich af of dat wel gezond is. Vooral moeders van jonge kinderen maken zich zorgen. En steeds meer deskundigen geven hen gelijk. De American Psychological Association beveelt zelfs aan om kinderen onder de twee jaar helemaal nooit televisie te laten kijken – zó slecht is het. Al vanaf 1992 hebben psychologen herhaaldelijk en overtuigend aangetoond dat kinderen die veel geweld op televisie zien, dat later in de werkelijkheid imiteren. Minder bekend is de schadelijke werking van de televisie als medium. Dus als communicatiemiddel, los van wát er gecommuniceerd wordt. Televisie remt de ontwikkeling van de zintuigen en het zenuwstelsel van het kind. Al bijna een halve eeuw geleden publiceerde Frits Wilmar daar een boek over: ‘Over de invloed van radio en televisie op kleuters en kleine kinderen’. Wilmar was arts en antroposoof en werkte in een instituut voor kinderen met een mentale handicap. Daardoor was hij goed vertrouwd met hoe kinderen hun zintuigen en hun zenuwstelsel ontwikkelen en gebruiken. Dat gaat niet vanzelf; kinderen moeten actief leren hoe ze hun zintuigen en hun zenuwstelsel kunnen gebruiken. Daarover is de laatste jaren in de cognitieve psychologie en de neurowetenschappen veel meer bekend geworden. Wilmar was zijn tijd ver vooruit en wist al veel dat nu pas bekend aan ’t worden is. Heel jonge kinderen hebben nog een soort totaal-zintuigelijkheid. Horen, zien, proeven, ruiken en voelen vloeien in elkaar over. Door ervaring leert een kind onderscheid; dat je vormen ziet, geluiden hoort en snoepjes proeft. Die ervaringen kunnen alleen in de echte wereld worden opgedaan, niet in de schijnwereld van de televisie. Ook de aanwezigheid van ‘grote mensen’ is nodig om een kind de echte wereld te laten ontdekken.’

De recensent voor de openbare bibliotheken in Nederland schreef: ‘In 1964 publiceerde de huisarts Wilmar een unieke waarschuwing voor de nadelige effecten van radio en televisie op de neurologische ontwikkeling van kinderen. Uniek doordat hij, anders dan de nog steeds lopende gangbare discussie, niet over de inhoud sprak, maar over de natuurwetenschappelijke fenomenologie van deze mediasignalen. Dit is nog steeds een originele ingang. De beschouwingen zijn echter sterk gedateerd en niet altijd solide. De neuroloog en  klinisch neurofysioloog Domburg en de arts-filosoof Verbrugh hebben de aanzet van Wilmar zeer uitgebreid geannoteerd met correcties en baanbrekend nieuwe inzichten vanuit de neurowetenschappen. Zij komen tot de conclusie dat Wilmar al ver voor zijn tijd een juiste visie vertegenwoordigde, die in onze tijd dringend in het discours dient te worden opgenomen. De neurologische schade voor de jongsten blijkt nu aantoonbaar. … De tekst van Wilmar wordt in porties bewerkt en gecomplementeerd met bijna honderd pagina’s actuele informatie en daaruit afgeleide visie. Allemaal zeer overtuigend. Bedoeld voor vakgenoten, pedagogen en mediadeskundigen, zoals bibliothecarissen. Ook geschikt voor ouders en andere belangstellenden die populair-wetenschappelijke teksten kunnen volgen.’

Leve onze koning die zijn kinderen gedachtig aan deze wijsheid opvoedt!

Hugo Verbrugh

Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)
[wysija_form id=”1″]