Opmerkelijk artikel in NRC van afgelopen zaterdag in het kielzog van nieuws over een kwakzalver [desteronline.nl/terug-weggeweest-kwakzalverij-en-alternatieve-geneeswijzen].

‘Waarom wenden weldenkende mensen met kanker zich tot alternatieve genezers en welke behandelingen ondergaan ze? NRC stelde deze vraag aan lezers en ontving ruim honderd reacties. “Ik begrijp dat mensen mij een zweefteef vinden”, antwoordde een van hen.

Redacteur Kim Bos maakte er een voorbeeldig stuk onderzoeksjournalistiek van. Drie patiënten doen hun verhaal: een (61) met prostaatkanker die echt baat vond bij het alternatieve circuit, een (35) met borstkanker voor wie dat iets minder keihard overtuigend ook geldt, en een wiens leeftijd niet wordt genoemd met alvleesklierkanker die zich enige tijd heeft laten behandelen door de intussen al uitgebreid in de krant besproken kwakzalver Klaus Ross in Duitsland; die is zeven weken na de eerste behandeling overleden.

De drie verhalen nodigen met nadruk uit tot een gedegen analyse. In enkele trefwoorden aangeduid: (1) Kanker is een zeer grote, zeer heterogene groep ziekten waarin cellen onregelmatig groeien die slechts één kenmerk gemeen hebben: zonder reguliere [chirurgische, radiologische en/of chemische] behandeling gaat de patiënt dood. (2) Maar geneeskunde is een stochastische wetenschap [een schotastisch proces is een opeenvolging van toevallige uitkomsten] en de statistiek bestaat bij de gratie van uitzonderingen en bijzondere gevallen; dat geldt ook voor kanker. (3) De drie genoemde vormen van kanker zijn onderling zeer verschillend. Alvleesklierkanker is een van ergste vormen; inzake borstkanker is de laatste decenniën grote vooruitgang gemaakt. Prostaatkanker is een heel ander verhaal. Hierover heb ik in mijn jonge jaren geleerd hoe een Italiaanse patholoog-anatoom, G. Baroldi, de ongebruikelijke methode volgde om van alle mannen die door een ongeval overleden waren de prostaat met de ‘salami-tactiek’ [hier bedoeld in letterlijke zin!] in ultradunne plakjes te snijden en die zorgvuldig microscopisch te scannen. Tot zijn verbazing ontdekte hij zodoende bij zó veel mannen een beginnende vorm van kanker dat hij moest concluderen dat, als die mannen niet door een ongeval ‘voortijdig’ waren overleden en als – en dat was de clou – de theorie over kanker juist is,  prostaatkanker bij veel méér mannen moest vóórkomen dan de officiële cijfers aangeven. Met die officiële cijfers was niets mis, dus de enige conclusie was, zo herinner ik me [ik heb het verhaal niet in de recente literatuur kunnen terugvinden], dat sommige vormen van kanker in hun beginstadium door fysiologische (waarschijnlijk immunologische) mechanismen tot verdwijning gebracht kunnen worden. Dat idee kan men tegenwoordig hardop uitspreken zonder zichzelf onmogelijk te maken, en dat die immunologische mechanismen door allerlei alternatieve behandelingen ondersteund kunnen worden, is intussen ook in brede kring aanvaard.

En zo zou nog veel meer aan te vullen zijn, maar ik wil hier en nu vooral nog iets anders kwijt.

In het katern Wetenschap van NRC stond dezelfde dag in de krant onder de titel ‘Mythen en taboes rond antidepressiva ontmaskerd’ een lovende recensie van Karel Berkhout over het boek van psychiater Christiaan Vinkers en ziekenhuisapotheker Roeland Vis ‘Even slikken – De zin en onzin van antidepressiva’. De beide auteurs geven een ‘deconstructie van de zogeheten depressie-epidemie’, staat in de recensie. ‘Het idee dat er sprake is van een epidemie wordt gevoed door het feit dat een miljoen Nederlanders antidepressiva slikken. Maar de helft van die pillen wordt niet voorgeschreven tegen depressies, maar bijvoorbeeld tegen slapeloosheid.’

Met wat in die laatste zin staat, gaat me de blik even op oneindig. Als dat waar is, is dat geen kwakzalverij maar regelrecht bedrog. En hoogstwaarschijnlijk is het echt waar.

Argumenten voor dat duidelijke oordeel staan in Skepter, driemaandelijks tijdschrift van de Stichting Skepsis, 30e jaargang nr. 3, in een vijf pagina’s tellend interview met Dick Bijl, voormalig hoofdredacteur van het Geneesmiddelenbulletin: ‘De situatie is echt buitengewoon ernstig. Ik denk dat ik dat wel kan zeggen, na bijna 22 jaar bij het Geneesmiddelenbulletin en het lezen van tienduizenden artikelen over geneesmiddelenonderzoek. De farmaceutische industrie haalt alle trucs uit de kast, en bedenkt steeds nieuwe, om hun middelen mooier voor te stellen dan ze zijn, en tijdschriftredacties, regelgevende instanties en uiteindelijk artsen en patiënten te misleiden.’

We leven in de tijd van framing, ‘alternatieve (!) feiten’, nep-nieuws, post-truth en aanverwante verontrustende fenomenen in de media, en het is lastig een oordeel te vormen dat je zelf durft te vertrouwen, maar over dit onderwerp meen ik voldoende te weten om te durven stellen dat hij gewoon gelijk heeft. Volgende week meer hierover.

Hugo Verbrugh

Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)

Lees hier de privacyverklaring Hiermee geeft u toestemming om wekelijks een nieuwsbrief te ontvangen.