Ongeveer een half jaar geleden was ik op het vliegveld Euro-Airport Bazel-Mulhouse-Freiburg. Uit verveling liep ik naar de boekenkiosk. Onverhoeds kocht ik toen een boek waarvan ik al tijdens de aankoop wist dat het niet zou voldoen aan de top-norm waaraan een nieuw boek voor mij moet voldoen, namelijk dat ik het zelf geschreven zou willen hebben. Met dit boek was het nog erger. De titel maakte dat ik zelfs niet kon beslissen of ik het niet zou hebben wíllen of zou hebben kúnnen schrijven: ‘Wer wir sind und was wir wollen – Ein Digital Native erklärt seine Generation’ (2013).

Vertaling van de hoofdtitel is even simpel als vertaling van de ondertitel onmogelijk is. ‘Wie wij zijn en wat wij willen’; dat is recht-toe-recht-aan. Maar wat maak ik van de ondertitel? ‘Een digital native legt uit hoe het gesteld is met zijn generatie’, verzin ik.

Philipp RiederleDeze vertaal- exercitie is leerzaam. Om te beginnen ‘digital native’. Het Engelse woord lijkt in het Duits geläufig (= gangbaar) te zijn. ‘Iemand die computertaal als moedertaal heeft’, lijkt me voor gebruik in onze moerstaal min of meer geschikt. Zo iemand is letterlijk ‘een geboren en getogen nerd’. Maar er zit meer in verstopt. Zo iemand lééft in de social media, letterlijk naar lichaam, ziel en geest. Hij zit voortdurend te whatsappen en te facebooken, wordt niets meer gewaar van wat om hem heen gebeurt. De ruimere betekenis van het woord native maakt dat nog erger. De native is een inboorling, een ander soort mens, een mens die je volgens de fameuze dichtregel ‘East is East and West is West, and never the twain shall meet’ nooit zult begrijpen en die omgekeerd jou nooit zal begrijpen.

En dan het woord ‘erklärt’ – oh, oh … Een Duits woordenboek dat ik digitaal (!) vind, heeft 43 woorden nodig om uit te te leggen wat erklären allemaal kan betekenen. Voor mij straalt in verband met dit boek vooral een gevoelsbetekenis van dat woord af. Die vat ik, met dank aan Hans Beerekamp in NRC Handelsblad van 15 maart, aldus samen: ‘uitleggen op de manier waarop een jongmens van de allernieuwste generatie schattige maar o zo achterlijke digibeten inpepert hoe zij helemaal niets, maar hij en zijn generatiegenoten juist helemaal alles begrijpen van digitale communicatie en hoe zij zelfs helemaal daarin leven’. Schattig maar achterlijk – juist ja.

De auteur van het boek heet Philipp Riederle (München 1994). Toen hij 15 was, werd hij wereldberoemd en miljonair met de uitvinding en distributie van een podcast [vraag me niet uit te leggen wat dat precies is]. Toen al wist en begreep hij meer van het digitale universum dan ik in mijn huidige incarnatie bij benadering ooit zal weten en begrijpen. Hoe dat komt en waarom de generatie van zijn grootouders dat nooit zullen begrijpen, legt hij uit in dit boek; wat hij daar schrijft, begrijp ik nog net wel, maar dat is alles. Riederle is gewoon een nieuw soort mens. Dat heb je af en toe in de geschiedenis: dat een nieuw soort mens op het toneel verschijnt.

Wat me aan het boek vooral trof, was de titel. Die deed me denken aan een ander, ouder boek, waarvan de omslag ook bij dit stukje staat. Dat gaat over een ander type nieuw mens. In vrije vertaling: ‘Hoe wij werden, wie wij zijn – tegendraadse denkbeelden inzake de vraag aangaande reïncarnatie en karma’. Het dateert van 1999, is doorgefourneerd antroposofisch. Het is op een heel andere manier ook actueel: in deze tijd horen, zien en lezen we (en schrijven sommigen) in Rotterdam veel over antroposofie (zie mijn vorige stukjes in De Ster). Ik kom erop terug.

Hugo Verbrugh