‘Vorige week schreef ik hier …’ wilde ik beginnen [en in feite BEN ik dus nu al zo begonnen], maar al lange tijd loopt alles in mijn leven steeds sterker anders dan eerst, en sinds een week of wat wordt het ook steeds sterker ‘anders’ dan het andere eerst was AUBWIB [= Als U Begrijpt Wat Ik Bedoel] – maar voor het geval dat u het niet meteen begrijpt, leg ik het even uit.

Sinds een week of wat komt er geen papieren editie van De Ster meer [nou ja, een enkele keer nog wel, maar het vaste weekritme waar we meer dan dertig jaargangen [excusez du peu] mee geleefd hebben is ‘einde oefening’, en daar word ik een beetje helemáál niet goed van. Dat wekelijkse stukje in De Ster was, sinds ik ermee begon (2003!), een deel van mezelf geworden, en nu voelt dat dus, met permissie, als een amputatie, en dat is echt heel anders dan al het andere dat ik ooit eerder meegemaakt heb.

Ik zoek troost bij Penelope. Dat is de trouwe gade van Odysseus, de eerste held in de Griekse mythologie die bijna op voet van gelijkheid mocht communiceren met een van de goden van de Olympus – met Pallas Athene, godin van de wijsheid, om precies te zijn. Twintig jaar is Odysseus van huis vanwege de Trojaanse oorlog. Penelope wordt belaagd door zogeheten ‘vrijers’ die haar voorhouden dat Odysseus vast niet meer terug zal komen en dat zij beter één van hen als nieuwe echtgenoot kan nemen. ‘Zodra ik klaar ben met mijn weefwerk, zal ik een van jullie kiezen’, zegt zij, en zij zit de hele dag te weven dus die vrijers denken dat het wel goed zal komen. Maar elke nacht rafelt Penelope de hele textura die zij overdag geweven heeft, weer uiteen [textura is het Latijnse woord voor weefsel! Als wij schrijven, weven wij een woordenweefsel!].

Het is een mooi beeld en het troost mij wel maar het schiet niet op. Het is alleen, elke dag en nacht, meer van hetzelfde.

Effectiever om vooruit te komen, is wat mijn goede oude vriend Paul Thung (1924 – 2016) schrijft in zijn boek ‘Alles is eenmalig’ waarvan de omslag hier te zien is (Kirjaboek, ISBN: 90-77668-14-Schrijver P.J. Thung4).

In zijn inleiding, ‘Het verleden als reisgebied’, schrijft hij:
De werkelijkheid wordt geboren uit het menselijk bewustzijn, dat van moment op moment zijn heden en verleden voortbrengt. Die continu voortstromende en daarbij steeds veranderende realiteit vormt ons levensverhaal, een geschiedenis die wij gaandeweg steeds weer nieuw leren zien. Want elk traject van het leven en daarmee ook ons terugzien daarop, is eenmalig: het verleden krijgt in elk heden eigen vormen, die opnieuw ontdekt moeten worden. Elk begin is willekeurig, want wij leven in en tussen werelden die op miljarden wijzen voortdurend beginnen en ophouden. Elk moment is vol van het oplichten, glanzen en weer uitdoven, in eindeloze variatie, van de ontelbare fragmentjes bewustzijn, beleven en vergeten, waarin het bestaan zich realiseert en voorbijgaat. Daarbij hangt ook alles met alles samen: geen gebeuren dat niet voortvloeit uit wat voorafging, niet vervloeit in wat elders opduikt, niet vertakt in een onafzienbaar net van uitlopers. Het voortgaan van de tijd voert ons niet werkeloos mee. Tijd stroomt door ons heen, verandert ons – en wij haar. Zo ontstaat ons verleden, dat wij steeds weer afbreken, nieuw maken, meenemen en doorgeven.
Tot zover Paul Thung. Wordt misschien vervolgd.

Hugo Verbrugh

Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)
[wysija_form id=”1″]