Soms gaan de dingen niet zoals ik zou willen. Dan krijg je van die momenten dat je je overal aan gaat ergeren. Wij zitten in een verschrikkelijk chic restaurant ergens buiten Rotterdam. Dat verschrikkelijk moet u letterlijk nemen. Het is er doodstil en we worden door een compagnie aan obers bediend: één voor de jassen, één om onze reservering te checken, één om de stoelen aan te schuiven, één voor de wijn, één voor het brood, één voor de kaart enz., enz. Allemaal keurig gekleed en hinderlijk gemaakt vriendelijk.
Echt een toneelstuk door amateurtoneelspelers. Als ex-werkgever denk ik dan altijd: geen gezond financieel plaatje. Ik word behoorlijk opstandig van de terminologie op de kaart. Wat te denken van: ‘In champagne-vinaigrette gemarineerde Jack makreel en gezouten citroen, sesam-kletskop, diverse bereidingen van komkommer, Yellow fin tonijn en een basilicumlimoen mayonaise’ of ‘een marbré van ganzenlever, met een frisse salade van nashipeer en oude aceto balsamico’. Ja, we zijn culinair door ge schoten. Vlees ligt niet meer op een bord, maar op een ‘bedje’. Gewoon een product noemen gaat niet meer. Overal moet een bijvoeglijk naambord bij. Het meeste is ‘huisgemaakt’, alsof dat beter zou zijn. Als dan eindelijk mijn bestelling, ‘in brioche gebakken groene asperges met een jus van morielje, parmezaanse kaas en sel de Guérande’, door weer een andere ober (deze heeft witte handschoenen aan) voor mijn neus wordt gezet, blijkt het gerecht toch weer héél anders te zijn dan dat ik het mij had voorgesteld. Bovendien is het zo weinig, dat ik hierna nog langs Bram Ladage moet.
Maar voordat wij eindelijk kunnen eten, krijgen wij nog een ellenlang betoog over wat er allemaal op onze borden ligt. Zelfs één partje rode biet van mijn tafelgenoot wordt uitvoerig besproken en gedetermineerd alsof wij bij het programma ‘Kunst en Kitsch’ zijn. Maar wij lachen die avond gelukkig ook. Na afloop stappen wij een gezellig bruin café binnen. Daar zit de stemming er goed in. Aan de bar zitten een paar gezellige zussen die het hebben over hun demente moeder. De moe – der denkt elke dag dat ze de dag erna jarig is. De zussen waren met haar naar de stad gegaan om voor ‘moeders’ eens wat nieuwe kleren te kopen. De moeder moet natuurlijk alles passen. Toen ze zich weer had aangekleed keek ze verwonderd naar haarzelf in de spiegel en zei: ,,Die trui heb ik thuis ook”, waarop de dochter antwoordde: ,,Ja ma, dat IS je eigen trui”.
Jacques Beket
recent commentaar