In 1924 woonde in Keulen een jonge arts, Rudolf Hauschka. Daar raakte hij bekend met de antroposofie. Zo kwam hij te weten dat Rudolf Steiner in juli naar Arnhem zou komen voor cursussen en conferenties. Deze Steiner, nu die zo dicht in de buurt kwam, wilde Hauschka wel eens live ontmoeten. Omdat het Rijnland destijds als nawerking van de Eerste Wereldoorlog door de Fransen bezet was, waren treinreizen daar toen lastig. Alleen als passagier op een vrachtboot kon Hauschka naar Arnhem komen. Vele uren bracht hij in alle rust door op de Rijn, op het dek van de boot kijkend, nadenkend over wat hij daar allemaal in de waterbewegingen zag en in zijn gemoed meemaakte. In Oolgaarthuis, het het conferentieoord in Arnhem, kwam hij Steiner enkele malen in de wandelgangen tegen, en bij een van die informele ontmoetingen waagde hij het Steiner de vraag te stellen die hem al vele jaren bezig hield: ‘Wat is eigenlijk de essentie van het leven?’ ‘Studieren Sie den Rhythmus’, antwoordde Steiner, ‘Rhythmus trägt Leben‘: ‘Onderzoek het ritme. Ritme draagt het leven’.

Dat waren wijze woorden, want zo is het. Alles in het leven is ritme. Sterker nog: alles in de schepping, ook de samenhang tussen dood en leven, verloopt ritmisch. En leven is ritme, EN leven is beweging.

Aan dit waargebeurde verhaal, in feite een verhaal van mythische proporties, over Hauschka en Steiner moest ik denken toen ik het boek dat mijn stukje siert weer in mijn handen nam om er dit stukje over te schrijven (ik heb het al een paar weken in mijn bezit). De dood als item tussen as (bedoeld als fysieke rest van het stoffelijk lichaam) en ziel (min of meer [het lemma is er niet helemaal duidelijk over] datgene wat het lichaam verlaat als dat dood gaat) – hoe verzint een mens het … .

Ook waargebeurd is dat het boek in de NRC de hoogst haalbare waardering heeft gekregen: vijf ballen. Kijk maar op het plaatje. De eminente journalist Sjoerd de Jong schreef erover in de krant van 20 september 2019 onder de titel ‘Het mysterie is alleen te omcirkelen’. De ruim 700 woorden van zijn artikel vormen een laudatio (= lofprijzing) van dit boek als weinig auteurs ten deel valt.

‘Zo is Keizers merkwaardig onderhoudende Reis om de dood met gemak het veelzijdigste, subtielste filosofische boek geworden dat in jaren over de dood is verschenen in Nederland. De dood zit ons op de hielen’, concludeert hij, ‘daarom blijven we in beweging. Gelukkig maar.’

De in het citaat door mij geaccentueerde woorden hebben mij geïnspireerd tot de aanhef van mijn stukje. Maar klaar ben ik nog niet met dit boek. Op blz. 27 introduceert Bert het nieuwe begrip ‘epistemologische ongein’ (epistemologie: kennistheorie. Red.). Dat heeft mij heftig aan het denken gezet. Volgende maand, de Maand van de Filosofie, kom ik er in De Ster op terug.

Hugo Verbrugh


Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)

Dit veld is vereist.
Lees hier de privacyverklaring Hiermee geeft u toestemming om wekelijks een nieuwsbrief te ontvangen.