In 1892 publiceerde de Zwitserse alpinist / geoloog Albert Heim (1849-1937) een tekst ‘Notizen über den Tod durch Absturz’: ‘Enkele aantekeningen over plotselinge dood door een onverwachte val.’ Hij  had als eerste systematisch de vraag onderzocht ‘Wat heeft zich afgespeeld in het bewustzijn van de (bijna) dood gevallen bergbeklimmer in de laatste ogenblikken van zijn leven?’ Hij had er in de Schweizer Alpen-Club een lezing over gegeven waarin hij duidelijk had laten blijken dat zowel hij zelf als zijn toehoorders tot in vèrstrekkende indringende details wisten waar ze het over hadden. Alle aanwezigen hadden zelf of in hun vriendenkring of familie zo een (bijna) dodelijk ongeluk meegemaakt. Nieuw was de vraag die Heim inspireerde tot zijn onderzoek: ‘Van welke aard waren de gewaarwordingen geweest … van de verongelukte in de laatste ogenblikken van zijn leven?’ De trigger voor de wetenschappelijke benadering van zijn vraag had Heim gevonden in het gegeven dat sommige verongelukten hun val wel overleefd hadden. Twintig jaar heeft Heim besteed aan het verzamelen van berichten van zulke mensen. De resultaten in drie punten: 1. De tijd leek heel even stil te staan; er was sprake van een tegelijk verlaagd en verhoogd bewustzijn. ‘Ik ben dood’ ging in een onmeetbaar kort moment door hen heen, onmiddellijk gevolgd door twee andere gewaarwordingen die iets langer duurden: een gelukzalig gevoel en het besef ‘Nee, ik ben toch niet dood’. 2. Meteen aansluitend kregen zij het later bekend geworden als het ‘postmortaal levenspanorama’ een beeldensequens van het (in werkelijkheid dus niet!) voorbije leven. 3. Na enkele seconden of iets langer kwam het zogenoemd ‘gewone’ bewustzijn  terug, en kregen ze een intens tegenstrijdig gevoel over zich: ‘Wat ik heb meegemaakt is zó absoluut authentiek en waar, en zó belangrijk dat ik het iedereen wil, moet vertellen maar dat kan niet, want alle woorden van de wereld zijn absoluut ontoereikend om iets van die andere realiteit weer te geven’.

Sindsdien is meer of minder algemeen bekend dat de mens in de eerste tijd na zijn overlijden daadwerkelijk voor zijn ‘geestesoog’ een dergelijk postmortaal autobiografisch panorama ‘ziet.

Helemaal niet bekend is dat de overledene (dus??) in zekere zin zelf ‘aanwezig’ is, althans ‘iets aanvoelt’ van wat tijdens die uitvaart gebeurt en gezegd wordt. Hoe dit allemaal precies in mekaar steekt en werkt, is nog lang niet bekend. Ook ik zelf weet dat niet bij benadering; ik geef dat eerlijk toe.

Zoals dat nu hierboven staat, is het natuurlijk een nogal onevenwichtig verhaal. Enerzijds is de tekst van Heim een stevig wetenschappelijk verantwoord betoog, anderzijds staan mijn losse opmerkingen op losse schroeven. Dat zijn we niet gewend, maar dat komt doordat wetenschappers naar buiten toe graag vooral duidelijk en overtuigend zijn, en daarom vaak alleen presenteren wat (‘naar hun eigen mening’, moet ik er wel bij zeggen) vaststaat.

Maar die onevenwichtigheid opent wel een creatief perspectief. Het uitvaartbedrijf, vroeger meestal ‘begrafenisonderneming’ genoemd, wordt steeds dynamischer. Ik pak zómaar een advertentie:  ‘Ons ervaren team helpt u graag  om het afscheid bijzonder en persoonlijk te maken’. Surf maar in cyberspace langs de websites.

Vooral wat ze melden op ‘Forever Moments – Uitvaart en begeleiding’ spreekt me aan ‘Niet iedereen voelt zich er prettig bij te spreken in het openbaar’, specificeren ze onder het kopje ‘Spreken op een uitvaart’. En dan komt het aardig in de buurt van wat ik bedoel: ‘Maar als u zich voorstelt dat u het niet voor de luisteraars doet maar voor de overledene, voor de relatie die u had ten opzichte van de overledene en voor u zelf dan wordt het misschien een minder grote opgave.’ Met de volgende toelichting dwalen we dan weer even af: ‘Waarom wil ik hier in het bijzonder de nadruk op vestigen? Omdat naast rituelen ook spreken op de uitvaart voor u een goede manier kan zijn voor de verwerking van het verlies van uw dierbare. Naast dit is het een mooie manier om uw dierbare te eren’, maar het is dan toch maar gezegd.

Día de los Muertos – Wikimedia Commons

De nabestaanden worden actief uitgenodigd om te durven weten dat de overledene virtueel aanwezig is en meedoet. (De aansporing ‘durf te weten’ haal ik uit de Eipstolae [brieven]  van de Romeinse dichter Horatius [Epist. I,2,40]: Dimidium facti qui coepit habet: sapere aude. De eerste vijf woorden van dit citaat [letterlijke vertaling: “Wie begonnen is, heeft de helft gedaan”] ≈ “Een goed begin is het halve werk”. De tweede helft — “sapere aude” — betekent letterlijk “durf te denken”, waarbij aude de imperatief [bevelende wijs] is van audere [“durven”, “wagen”] en sapere “weten” betekent. Bedankt, Wikipedia).

Voor mij is er werk aan de winkel. Ik ga de uitvaartbedrijven aanschrijven om ze erop te wijzen hoeveel méér ze om handen hebben dan ze zelfs in hun meest avantgardistische voorlichting onder woorden brengen.

Hugo Verbrugh


Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)

Lees hier de privacyverklaring Hiermee geeft u toestemming om wekelijks een nieuwsbrief te ontvangen.