‘De wereldberoemde uitspraak “Voetbal is oorlog” is niet van Rinus Michels, schreef het AD op10 maart 2021. ‘Ruim een halve eeuw geleden speelde Ajax in de Europa Cup 1 tegen Celtic. Het was voor het AD een mooi moment om met coach Rinus Michels te praten over zijn team. … Met veel gezucht en gesteun was Michels bereid daar wat over te zeggen. Een voetballer bij Ajax behoorde zichzelf vooral te beschouwen als onderdeel van een geheel en niet als een individu in een elftal. “Hij moet zich kunnen omschakelen tot een primitief wezen. Een frontsoldaat kan zich ook niet permitteren om als een normaal denkend mens te handelen. Hij moet zijn persoonlijkheid los kunnen laten en hij moet vergeten wie hij is en wat hij doet. Anders wordt hij mesjokke. Topvoetbal is net zoiets als oorlog. Wie te netjes blijft, is verloren.” De letterlijke uitspraak was dus niet “Voetbal is oorlog.

Een ratatouille van deze strekking, waarin feit en fictie, emotie en harde zakelijkheid, oorlog en sport en nog veel meer, hopeloos door elkaar gehusseld zijn, trof ik aan in mijn gemoed toen ik 19 augustus het volgende las: ‘Zorg van de toekomst: minder naar de dokter, en artsen die preventief werken: Zorgakkoord Uitgelekt Kun je over een paar jaar met een medische vraag nog bij een huisarts of specialist terecht? Minder vaak dan nu, zo blijkt uit de voornemens in het uitgelekte zorgakkoord (‘Een vuurtoren in de donkere nacht: het Integraal Zorgakkoord [IZA]). Zie ook: trouw.nl/binnenland/zorg-wordt-schaars-wen-daar-maar-aan-die-boodschap-durft-de-politiek-niet-aan-stelt-ziekenhuisbaas-bart-berden

‘De strijd is de vader van alle dingen’, leerde de grote Griekse filosoof Herakleitos 25 eeuwen geleden. Als zorg inderdaad oorlog is, kan het niet anders of er kan ook iets goed uit komen. Het plaatje toont een van de vele schilderstukken van de zee van Johan Borgman (Groningen, 7 juni 1889 – Oosterbeek, 9 januari 1976, een Nederlandse dichter, kunstschilder, helderziende en paranormaal genezer) dat mooi iets illustreert van wat Stéphane Mallarmé bedoelde met zijn gedicht over zijn trieste lijf. (Copyright Stichting HJBF)

Samengevat: ‘De pijnpunten in een notendop: de vraag naar zorg neemt toe, omdat Nederland gemiddeld ouder wordt. Het kabinet wil die groei beteugelen, wat betekent dat we minder gebruik zullen kunnen maken van zorg dan we nu gewend zijn. Bovendien verlaten veel professionals de zorg, zodat het de vraag is hoeveel zorg er in de toekomst überhaupt geleverd kan worden. Welke antwoorden geeft dit voorlopige akkoord?’

MIJN éne antwoord op al die vragen is maximaal eenvoudig: hoegenaamd niets. Er spreekt maar één ding uit al die IZA-woorden: de totale afwezigheid van ook maar énig benul over wat ziekte en geneeskunde en daaromtrent eigenlijk is.

Ik zoek en vind – zoals altijd – troost in de filosofie. En ditmaal is die troost zeldzaam effectief. Het begrip ‘afwezigheid’ is een filosofische vakterm! En niet zomaar een! Elementaire logica leert dat je over iets dat er als zodanig niet is ook niets kunt zeggen.

Dat de filosoof over ‘afwezigheid’ toch iets kan zeggen, komt dank zij de poëzie! De beroemde Franse dichter Stéphane Mallarmé (1842 – 1898 ) leeft vooral voort door zijn gedicht Brise marine (‘Brise’ = Vent périodique, alternant, qui s’établit sur le littoral [brise de mer, soufflant le jour vers le continent, et brise de terre, la nuit vers la mer] ou dans les vallées de montagne [brise d’aval, vers les sommets, le jour, et brise d’amont, vers la vallée, la nuit] par temps calme); simpel hertaald: ‘Zachte zeewind’.

Ik citeer en vertaal/ hertaal:

La chair est triste, hélas ! et j’ai lu tous les livres.
Mijn lijf is triest, helaas, en ik heb alle boeken die er zijn, gelezen

Fuir ! là-bas fuir! Je sens que des oiseaux sont ivres
Wèg wezen! Dáárheen – wèg! Ik voel dat de vogels in de lorum zijn …

D’être parmi l’écume inconnue et les cieux !
… omdat ze in het onbekende waas van de hemel zijn.

Rien, ni les vieux jardins reflétés par les yeux
Niets, noch de gordijnen die voor de ogen hangen

Ne retiendra ce coeur qui dans la mer se trempe
Zal mijn hart dat in de zee pootjebaad tegen kunnen houden

Ô nuits ! ni la clarté déserte de ma lampe
Oh nachten! Noch het heldere licht van mijn lamp

Sur le vide papier que la blancheur défend
Op het lege papier waarvan de witheid zijn leegte verdedigt,

Et ni la jeune femme allaitant son enfant
En evenmin de jonge moeder die haar zuigeling melk geeft.

Je partirai ! Steamer balançant ta mâture
Ik vertrek! Oceaanstomer met je mooi balancerende masten

Lève l’ancre pour une exotique nature !
Haal je anker op voor de queeste die we gaan ondernemen.

Un Ennui, désolé par les cruels espoirs
Een Verveling, tot wanhoop gevoerd door wrede verwachtingen,

Croit encore à l’adieu suprême des mouchoirs !
Gelooft nog aan het sublieme afscheidsritueel van de zakdoeken.

Et, peut-être, les mâts, invitant les orages,
En wie weet nodigen de masten onweren uit-

Sont-ils de ceux qu’un vent penche sur les naufrages.
Omdat ze van het soort zijn dat meebuigt met de stormachtige winden

Perdus, sans mâts, sans mâts, ni fertiles îlots
Verloren, zonder masten en zonder vruchtbare eilanden …

Mais, ô mon coeur, entends le chant des matelots !
Maar oh! Mijn hart –   luister naar het gezang van de matrozen!

Hugo Verbrugh


Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)

Dit veld is vereist.
Lees hier de privacyverklaring Hiermee geeft u toestemming om wekelijks een nieuwsbrief te ontvangen.