Vorige week vrijdag vond in de EUR een belangrijk evenement plaats. Mart van Lieburg (1951) nam afscheid als hoogleraar medische geschiedenis.
Dit simpele startzinnetje vat een immense geschiedenis samen – en er ligt ook nog een grote verdere toekomst in verborgen.
Van Lieburg’s levensloop, in enkele jaartallen samengevat, laat iets daarvan zien: 1969-1975 doctoraal geneeskunde Universiteit van Rotterdam, 1978-1997 hoogleraar medische geschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam, 1986 dissertatie over ‘Het Coolsingel- ziekenhuis 1839-1900’
1987-vorige week hoogleraar medische geschiedenis aan de Erasmus Universiteit Rotterdam; 1989-nog steeds bibliothecaris KNMG. Vanaf 2004 … hoogleraar aan het Universitair Medisch Centrum Groningen, vanaf 2015 … hoogleraar aan het Leids Universitair Medisch Centrum.
Hij woont in Zwolle en zijn immense boekenarchief (vele kilometers) staat op Urk, waar hij telkens een nieuwe loods moet bijkopen om de nog steeds groeiende collectie boeken te kunnen opbergen. Het medisch-historisch archief dat hij daar opgericht heeft, begin wereldfaam te krijgen.
Over zijn meest recente publicatie, een groot gedenkboek over 50 jaar academische geneeskunde in Rotterdam, schreef een recensent voor de Openbare Bibliotheken: ‘Op 7 oktober 1966 werd de Medische Faculteit Rotterdam geopend – een universitaire instelling met slechts één faculteit. De plannen daarvoor bestonden al sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. Van meet af aan
dachten de grondleggers groter. Uiteindelijk zou een “centre for andvanced medical care” moeten verrijzen, dat “het medische hart van stad, regio en daarbuiten” zou worden. Sindsdien zijn veel van de plannen van bouwdecaan Andries Querido gerealiseerd: academische geneeskunde als synthese van elkaar wederzijds bevruchtende patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs. Deze kerntaken zijn nog steeds te herkennen in de huidige visie van het Erasmus MC. Vijftig jaar na de opening bevindt MC zich in het centrum van Rotterdam en is daar het grootste universitair medisch centrum van Nederland, met internationale allure: eerste harttransplantatie in Nederland, eerste IVF-baby van Nederland , ontdekking van het SARS-virus en andere grote momenten. Het boek geeft er niet alleen zorgvuldig en grondig gedocumenteerd verslag met honderden foto’s in kleur en zwart wit van, maar is door de literaire meesterhand van met name Mart van Lieburg en Timo Bolt voor iedereen die interesse geeft in geneeskunde en/of Rotterdam ook een prachtig boek om te lezen.’
In verschillende bijeenkomsten afgelopen vrijdag werd aandacht aan dit boek besteed. Ik citeer er één passage uit (blz. 94): ‘Nu er in Rotterdam een goede infrastructuur voor de hartchirurgie tot stand was gekomen, werd de wens om ook harttransplantaties te verrichten steeds sterker. Al in 1967 was de eerste harttransplantatie ter wereld uitgevoerd door de Zuid-Afrikaanse chirurg Christiaan Barnard, maar de eerste transplantatie in Nederland liet lang op zich wachten. Dat kwam niet zozeer door de operatie als zodanig. “Medisch gezien is een harttransplantatie wel een grote, maar geen bijzonder gecompliceerde ingreep”, lieten de chirurgen Huijsmans en Bos in NRC Handelsblad optekenen nadat zij de operatie met succes hadden uitgevoerd in het Dijkzigt. Beide chirurgen hadden nooit eerder een harttransplantatie verricht of deelgenomen aan een dergelijke ingreep in het buitenland, maar zij hadden zich voldoende kunnen bekwamen door te oefenen op proef(dier)modellen. Het grootste obstakel voor het uitvoeren van harttransplantaties waren de kosten – ruim 100.000 gulden per operatie. Deze hoge kosten vormden een belangrijk politiek en maatschappelijk probleem’.
Die laatste zin spreekt boekdelen inzake wat in de ethiek in verband met de geneeskunde gebeurt, een thema dat in het gedenkboek van Bolt en Van Lieburg ietwat onderbelicht blijft. Ik vul iets aan:
‘Van een reële wisselwerking tussen ethiek en geneeskunde in de zin dat in de ethiek systematische reflectie plaatsvindt op medische problemen die dan in de geneeskunde doorwerkt, is vooralsnog weinig te bespeuren’, haal ik uit een ander boek. Een zelfde soort non-wisselwerking doet zich door op het raakvlak tussen politiek en geneeskunde. Een illustratie hiervan leverde de ‘discussie’ over – beter gezegd: naar aanleiding van de harttransplantatie in Nederland in 1984. Middenin intensief politiek overleg over de toekomstige harttransplantaties voerde in juni van dat jaar een combinatie van Leidse en Rotterdamse hartchirurgen voor het eerst in Nederland deze ingreep ‘stiekem’ uit. Dat was niet volgens de afspraken, maar de hartchirurgen verweerden zich met het argument dat de politici te lang draalden en dat ze daarom maar waren begonnen. Door deze operatie kwamen een aantal opmerkelijke feiten in de publiciteit over de relatie tussen politieke en economische planning en de medische realiteit in de geneeskunde, met name op het gebied van hartchirurgie.
Vooruitlopend op eventuele resultaten van het overleg voert een chirurgisch centrum maar alvast meer operaties uit dan afgesproken. ‘Wat heeft de politiek nog te besturen en te kiezen?!’ roept een Tweede Kamerlid in dit verband vertwijfeld uit, en gelijk heeft ze: ‘In onze democratische verhoudingen blijkt het plannen van hartchirurgische voorzieningen onmogelijk wegens het taboe op leven en dood enerzijds en angst voor het electoraat anderzijds.’ Net zo gaat het met de opname in het ziekenfondspakket van zulke vooralsnog excessieve voorzieningen. Een medisch adviseur van een ziekenfonds zegt hierover: ‘Dit soort zaken sluipt er eenvoudig in; de bevolking wordt er als het ware rijp voor gemaakt en daardoor kan de politiek er bijna niet meer omheen’.
Dat was 1984. Anno 2017 ligt in inhoud en strekking van die laatste zin uit het citaat nog steeds een belangrijk politiek en maatschappelijk probleem.
Ik wil niet negatief eindigen. Daarom geef ik tot slot een positief citaat van Van Lieburg zelf. Zoals je woorden alleen in hun context echt kunt begrijpen, zo snap je een patiënt ook beter als je zijn achtergrond kent, zegt hij terecht. ‘Als je een goede dokter wilt worden, moet je je realiseren dat je tegenover een mens staat die door de tijd heen is geworden wie hij is. Lees wat huisartsen moeten weten over somatisch (= lichamelijk) onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten. Die heeft een lange inleiding waarin de geschiedenis van het begrip SOLK wordt beschreven en de arts ook wordt aangespoord om te vragen naar wat de patiënt heeft meegemaakt. De meeste geneeskundestudenten willen bèta’s worden. En natuurlijk, je moet je natuurwetenschappelijk als bèta verantwoorden. Maar als dokter moet je ook alfa en gamma zijn, je moet sociaalwetenschappelijk, ethisch, historisch, filosofisch, maatschappelijk en als mens betrokken zijn bij je patiënt. Om te kunnen luisteren moet je iets weten van die ander. Dat maakt geschiedenis van de geneeskunde super-actueel.’
Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)
recent commentaar