Beelden spreken een andere taal dan woorden. Vaak zeggen ze meer dan woorden kunnen uitdrukken; maar vaak is een toelichting in woorden nuttig of zelfs noodzakelijk om te vatten wat de beelden precies zeggen. Een gruwelijk voorbeeld stond op blz. 13 van NRC Handelsblad van 22 april. Driekwart bladzijde was gewijd aan het proces tegen Oskar Gröning, ‘de boekhouder van Auschwitz’. Van de hoofdpersoon stond een miniem fotootje in de tekst. Boven de kop van het artikel stond over de hele breedte van de pagina een foto van neonazi’s die zelfverzekerd en triomfantelijk protesteerden. ‘De Duitse neonazi Thomas Wulff te midden van geestverwanten en politieagenten voor de rechtbank in Lüneburg waar Oskar Gröning gisteren na zeventig jaar zijn bekentenis deed’, luidde het onderschrift.

De 3/4 pagina als geheel kwam op mij over als een doffe dreun. Wat kan de redactie ertoe bewogen hebben de grote foto met dìt onderschrift, zonder commentaar, te plaatsen? Wordt de lezer met deze dreun aangespoord zijn eigen conclusies te trekken? Al dan niet op die manier aangespoord trek ik hier een paar conclusies.

Inspiratie ervoor kreeg ik een week later, oh toeval, in twee items op één avond op de televisie aangereikt. Het eerste kwam in het NOS Achtuurjournaal. Dat gaf een relatief uitvoerige reportage over hoe veel Duitsers, met name de Duitse jeugd, langzamerhand niet meer zo permanent indringend geconfronteerd willen worden met ‘hun’ verleden – ‘hun’ hier tussen aanhalingstekens omdat ze met recht en reden stellen dat het niet hun eigen verleden, maar dat van hun grootouders is.

Het tweede item kwam in Nieuwsuur. Daar kwam een nieuwe Duitse speelfilm over dit zelfde onderwerp ter sprake. Hij is intussen ook in de schrijvende pers aan de orde gesteld: Im Labyrinth im labyrinth des schweigensdes Schweigens van debuterend regisseur van Italiaans- Duitse komaf Giulio Ricciarelli.

Ik vat de inhoud van de film samen: in het Duitsland van eind jaren ‘50 worden alle herinneringen aan de oorlog weggedrukt. De economie is zich aan het herstellen en het normale leven herneemt zijn loop. Totdat een journalist een docent op het schoolplein herkent als een voormalig bewaker van concentratiekamp Auschwitz. Wanneer de journalist naar de politie gaat, blijkt pas hoe ver de ontkenning reikt. Zij weigeren de aangifte te registreren en de journalist begint een gevecht voor de waarheid. Hij wordt hierin bijgestaan door de enige persoon die heil ziet in de zaak: de jonge officier van justitie Johan Radmann. Pas na een juridisch- politieke titanenstrijd kwam het in 1963 tot een proces. Gerhard Wiese (86), een van de openbaar aanklagers die het proces voorbereidde, wordt in Elsevier geciteerd: “Tot veel veroordelingen leidde het niet. Het rechtssysteem was niet ingesteld op zaken als deze. Maar door die eerste processen zagen we in dat de nazi’s een industrieel systeem hadden opgetuigd met als enige doel de vernietiging van mensen. En dat iedereen die daar deel in had, verantwoordelijk was en bestraft moest worden. De zaak tegen boekhouder Gröning was ons destijds al bekend, maar kan nu pas door tal van redenen voor jurisprudentie zorgen”.

In de samenhang van deze drie items ligt een zeldzame dialectiek verborgen. Uitgerekend een Duitse filosoof, Wilhelm Dilthey (1833-1911), heeft die tussen de regels verwoord: “Was der Mensch sei, sagt ihm nur die Geschichte”, als de mens vraagt wat de mens is: alleen de geschiedenis zegt het hem.

Als een moderne echo hebben wij, Duitsland’s westerburen, de notie van ‘historisch besef’ als onderwijsdoel ontwikkeld en ingevoerd. Voor één keer mag Nederland misschien als gidsland optreden. Ons historische besef kan ertoe bijdragen dat de neonazi’s niet slagen in hun opzet de Duitse geschiedenis voor de toekomst te herschrijven.

Hugo Verbrugh