‘Op woensdag 20 maart zijn er waterschapsverkiezingen, tegelijk met de verkiezingen voor de Provinciale Staten.’

Deze zin staat in een van de eerste alinea’s van een paginagroot artikel van Jaffe Vink  in de NRC van 9 februari. ‘Waar gaan de waterschapsverkiezingen over?’, was de volgende zin . ‘Over politiek? Over de zeedijken? Over het klimaat? Over sloten, kanalen en rivieren? Over de rioolwaterzuiveringsinstallatie? Over de dijkgraaf en de muskusrat? En waarom moeten wij elk jaar waterschapsbelasting betalen? Als laatste een quizvraag: welke partij won de waterschapsverkiezingen van 2015?’

Ik citeer op deze ietwat ongebruikelijke manier om te illustreren dat dit een ietwat ongebruikelijk artikel was. Het telde ruim tweeduizend woorden en was een zeldzame mix van super-grondige, veelzijdige onderzoeksjournalistiek, functioneel persoonlijke nevenopmerkingen ertussendoor, en een quasi-Shakespeareaanse schrijfstijl met in de marge een rare, detonerende, vals klinkende, om niet te zeggen lullige zijlijn.

Kort-zakelijk samengevat gaat het artikel vooral over (1) het feit dat de beide vorige keren dat er ook waterschapsverkiezingen waren, in 2008 en 2015, de verkiezingen werden gewonnen door een partij die in de media vrijwel onbekend is: ‘Water Natuurlijk’, die als motto heeft, ‘De groene stem in de waterschappen’, (2) het nieuwtje dat deze partij sinds anderhalve week een nieuwe voorzitter heeft, te weten Bart Jan Krouwel.

Over deze keuze van deze nieuwe voorzitter is journalist Vink slecht te spreken: ‘Krouwel is afkomstig uit de Rabo-stal van Herman Wijffels. Hij is antroposoof en was de eerste directeur van de Triodos Bank. Voor hem is er maar één vorm van landbouw: de biologische. Via de kruiwagen van een knullige partij die onopgemerkt al twee keer de verkiezingen won, wordt dit een knalgroene infiltratie van het bestuur van de waterschappen, een aanval op de ingenieursmentaliteit die vanouds de kracht uitmaakt van dit unieke instituut. Er staat iets op het spel bij deze verkiezingen.’

De “lullige zijlijn” waar ik op doel, is de samenvatting die vermoedelijk door een opmaakredacteur van de krant gemaakt is: ‘Om de waterschappen te leiden hebben we ingenieurs nodig. Geen knalgroene antroposofen,’ Dat is volgens mij precies wat ‘framing’ genoemd wordt: de techniek om woorden waarin men iets weergeeft zó kiezen, dat in misleidende zin nèt iets anders wordt gezegd dan in de originele tekst.

‘Knalgroene infiltratie’ van een organisatie lijkt mij een verantwoorde beeldspraak; zowel het zelfstandige als het bijvoeglijke naamwoord zijn abstracte begrippen. ‘Knalgroene antroposofen’ suggereert een min of meer echt bestaande entiteit, maar die bestaan in het echt net zo min als, om een ‘lullig’ voorbeeld te kiezen, ‘pimpelpaarse NRC-redacteuren’.

Ik retourneer het compliment dat de opmaakredacteur van de NRC aan de lezers maakte, en besluit mijn stukje met een iets langer uitgevallen zijlijn. NRC-hoofdredacteur Vandermeersch kondigde 6 februari zijn vertrek als hoofdredacteur aan. Trouw schreef naar aanleiding daarvan: ‘Vandermeersch trad op 15 augustus 2010 aan als hoofdredacteur. Hij gold als “droomkandidaat” … . In die tijd daalden de oplagecijfers hard. De redactie verkeerde in ontreddering. Vandermeersch, een onbekende van buitenaf, moest de lijn terug omhoog vinden. .Met zijn ambitieuze instelling bracht hij het zelfvertrouwen op de redactie terug. Hij wilde dat de krant urgenter werd, weer ging groeien en winst zou maken. Daartoe moest de NRC niet langer alleen vanuit het intellect tot stand komen, maar ook vanuit de onderbuik. Volgens zijn bewonderaars heeft Vandermeersch het bezadigde papieren instituut in rap tempo omgetoverd tot een modern digitaal mediamerk. Hij verhuisde de krant van Rotterdam naar Amsterdam, ontrolde een digitale strategie en bood ruimte voor geslaagde marketingacties. De krant floreert weer. Maar er klonk ook kritiek. In zijn drang naar vernieuwing zou Vandermeersch de geschiedenis van de krant – en daarmee veel oudere abonnees – uit het oog zijn verloren. Hij zou een populistische koers varen en zich autoritair gedragen. In een uitgebreid profiel schreef HP/De Tijd vorig jaar over het “korte lontje” van Vandermeersch. Hij zou “minstens veertien redacteuren” hebben uitgescholden, geïntimideerd of vernederd. Slachtoffers zouden huilend zijn weggelopen en uit schaamte hun mond hebben gehouden.’

In andere woorden samengevat: een klassieke Latijnse tekst van Terentianus Maurus (derde eeuw van onze jaartelling) leert ‘Pro captu lectoris,  habent sua fata libelli‘ Vrij vertaald: ‘[Niet alleen mensen, ook] boekjes (en kranten!) hebben hun karma – althans voor zover de lezer beschikt over voldoende benul, intuïtie, lef, levenswijsheid, … ‘– you name it – ‘om het te vatten zoals het bedoeld is’ – of, iets tendentieuzer vertaald: ‘… voor zover het tegemoet komt aan de goede of slechte smaak van de lezer’.

Rumpus over dijken en wat die meer zij, dateert niet van vandaag of gisteren. Zaterdag 23 oktober 2004 opende de Telegraaf met dit verhaal.

Nog iets duidelijker gezegd: ooit, ruim een halve eeuw geleden, lazen elke student en elke academicus en verder ook iedereen die behoorlijk bij de tijd wou blijven, de NRC. Alleen al de Bommelsaga kon je geen dag missen. De krant  kwalificeerde zich zelf als ‘Onmisbaar voor wie de nuance zoekt’. Nog steeds staat ‘Lux et libertas’: licht en vrijheid op de voorpagina knal(!)rood gedrukt. ‘Dwaallichterij en vrijblijvend zomaar van alles opschrijven waar de lezer graag voor betaalt’, lijkt mij nu adequater.

Hugo Verbrugh
(zou het ooit nog goed komen met die krant?)


Postscriptum:

Waterschappen (1)

Beeldvorming

Jaffe Vink bezingt in NRC de universele ingenieur die weet hoe het zit en die je volgens hem in de waterschapsbesturen nodig hebt om woedend water te kunnen beteugelen (Woedend water smeekt om ingenieurs, 9/2). Daartegenover framet hij met slimme retoriek de groene waterschapspartij Water Natuurlijk als een onbekwame infiltrant in de waterschapsbesturen: de nieuwe landelijke voorzitter van Water Natuurlijk zou door zijn buurvrouw voor die functie zijn gevraagd en hij is bovendien antroposoof; in het hoofdbestuur zit een hengelaar. Dat soort beeldvorming. Die universele nooit falende ingenieur van Vink bestaat niet, en een erudiet man als Vink weet dat best. Ook dat beleid maken een heel andere discipline is dan beleid uitvoeren. Voor het laatste heeft een waterschap ingenieurscompetenties nodig, voor het eerste bestuurders met een brede blik en het vermogen om maatschappelijke belangen af te wegen en te verbinden met technische opgaven.

Rob Bijnsdorp
communicatieadviseur waterbeheer

Waterschappen (2)

Ingenieurs nodig

De reactie van Franke Hoekstra (Brieven, 12/2) op het opiniestuk Woedend water smeekt om ingenieurs toont het gelijk van Jaffe Vinks oorspronkelijke artikel onbedoeld nog maar eens duidelijk aan: er is dringend behoefte aan ingenieurs. De briefschrijver schetst namelijk een ongefundeerd beeld over dijkhoogtes in de toekomst („dijken van tientallen meters hoog”). Ook komt Hoekstra met een volstrekt achterhaald beeld van de ingenieur. De moderne ingenieur maakt juist volop gebruik van de kennis en kunde uit andere vakgebieden. Dit maakt het vak nu juist zo boeiend. Ecologen en biologen komen met andere perspectieven op waterbouwkundige problemen, maar hebben daarbij de ingenieur nodig om dit naar een ontwerp te vertalen en ieders veiligheid te kunnen garanderen.

ir. S.R.K. Vos


Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)

Dit veld is vereist.
Lees hier de privacyverklaring Hiermee geeft u toestemming om wekelijks een nieuwsbrief te ontvangen.