Aanstaande vrijdag, 28 december, zal het precies honderd jaar geleden zijn dat de Antroposofie officieel in de wereld kwam. Op instigatie van de Oostenrijkse filosoof Rudolf Steiner (1861 – 1925) werd toen in Keulen de Antroposofische Vereniging, de Anthroposophische Gesellschaft, opgericht. Een kleine terugblik is op zijn plaats.
Steiner was zich als kind bewust geworden van bijzondere vermogens die wij anno 2012 vaak aanduiden als grensoverschrijdende ervaringen of paranormale belevingen. Hij had daar werk van gemaakt en was al doende op de esoterie, de leer van het zogenoemde occulte gekomen. Tegelijk had hij natuurwetenschappen gestudeerd en zich een grondige kennis van de filosofie en van de wetenschap van zijn tijd eigen gemaakt. Als rondreizend filosoof en esoterisch leraar had hij daarna veel weerklank gevonden, eerst vooral in het Duitse taalgebied, later in praktisch alle landen van Europa. Kort na 1900 werd hij zelfs de number one in continentaal Europa van de Theosophical Society.
In 1912 gaf hij een nieuwe draai aan de theosofie. Hij noemde die voortaan ‘antroposofie’. Aanleiding was de rumpus (ophef. Red.) die in de theosofische beweging was ontstaan in verband met de jonge hindoe-jongen Jiddu Krishnamurti. Sommige theosofen zagen in in hem de nieuwe incarnatie van Christus, en dat vond Steiner Unfug, een onwelvoeglijke gedachte. Op 28 december richtte hij daarom met enkele anderen de Anthroposophische Gesellschaft op. Die werd binnen de kortste keren een succesvol internationaal netwerk. Binnen dit netwerk maakte Steiner van de antroposofie een zó hecht filosofisch systeem dat hij nu wereldwijd de meest gelezen filosoof van de 20e eeuw is.
Zo’n eeuwfeest zou aanleiding kunnen zijn tot enige herdenking, maar daar is bitter weinig van te merken. Dat is opmerkelijk want binnen de antroposofische beweging zijn heel wat mensen niet wars van zulke herdenkerij. Op 27 februari 2011 was het anderhalve eeuw geleden dat Rudolf Steiner werd geboren, en toen waren er allerlei initiatieven om rond die datum in het publieke debat aandacht te vragen voor de antroposofie en Rudolf Steiner. Veel heb ik er toen weliswaar niet van gemerkt, althans in Nederland, maar in het (deels voormalige) Duitstalige gebied van Midden-Europa, waar Steiner vooral gewerkt heeft, is wel wat leven in de brouwerij geweest. Een of andere speciale trein, de Rudolf Steiner Express, reed in de loop van een week van Keulen via Berlijn, Rostock, Stuttgart, Dornach-Arlesheim [bij Bazel; daar staat het Goetheanum, waar het internationale centrum van de antroposofische beweging is gevestigd] en Wenen naar Kraljevec [nu in Kroatië, de geboorteplaats van Steiner]. Daarna werd alles weer stil.
Voor het nakende eeuwfeest lijken nog minder mensen warm te lopen. Dáár heb ik tot het moment dat dit stukje naar De Ster moest helemaal niks van gemerkt. Zo’n totale veronachtzaming van wat mij toch een belangrijk historisch moment lijkt, riekt naar de befaamde zonde der nalatigheid. Om iets goed te maken, vraag ik er hier even aandacht voor.
Ik doe dat vooral met het bijgevoegde plaatje. Het illustreert twee aspecten van Steiner. Ten eerste was hij ook de inspirator voor de Chr istengemeenschap, een ‘beweging tot religieuze vernieuwing’ die in 1922 werd opgericht, en nu in ruim 300 gemeenten in ruim 30 landen actief is. Ten tweede heeft hij naam gemaakt als inspirator voor nieuwe, vaak ‘organisch’ genoemde architectuur.
De illustratie toont de Michaelkerk van de Christengemeenschap in Rotterdam aan de Lumeystraat in Blijdorp, in 1964 – 1966 gebouwd door Henk Hupkes. Omdat het dezer dagen ook kerstmis is, leek dit me wel een geschikt plaatje.
Hugo Verbrugh
Hugo,
Je zegt: ‘Binnen dit netwerk maakte Steiner van de antroposofie een zó hecht filosofisch systeem dat hij nu wereldwijd de meest gelezen filosoof van de 20e eeuw is.’
Waarop baseer je je, vraag ik me dan af? Ik heb eens een top 10 gezien van de meest gelezen (a.d.h.v. aantal verkochte boeken) esoterische denkers. Steiner stond daar niet tussen. Wel de ‘hindoe-jongen’ Jiddu Krishnamurti (op 1).
Volgens mij heb je, net zoals Steiner, en met jullie tal van andere antroposofen, nogal een grote fantasie.
Steiner wordt zelfs binnen de antroposofische beweging (de harde kern uitgezonderd) niet zo heel veel gelezen, laat staan daarbuiten. En om hem dan de meest gelezen ‘filosoof’ te gaan noemen, lijkt me wishful thinking.
Over antroposofie als ‘hecht filosofisch systeem’ valt ook wel wat te zeggen. Ik noem het bijvoorbeeld meer een idee fixe. 🙂
http://www.steinerscholen.com/online-boek/steiner-en-zijn-idee-fixe
Nog even terzijde iets over Jiddu Krishnamurti. Er wordt te pas en te onpas verkondigd dat Krishnamurti in zijn befaamde toespraak waarin hij afstand nam van de Theosofische Vereniging zou gezegd hebben dat hij niet de Christus of Maitreya was, maar dat klopt niet. Krishnamurti zei tijdens die toespraak ‘dat hij niet degene was die men dacht dat hij was’. Een fraai staaltje van een heikel punt omzeilen, niet?
Ik wens je een zalig kerstfeest en een vreugdevol nieuw jaar.
(1) ‘Waarop baseer je je … ‘: op een opmerking die ik Jaap Sijmons [jurist en antroposoof; hij promoveerde in 2008 in Utrecht op ‘Phänomenologie und Idealismus – Struktur und Methode der Philosophie Rudolf Steiners’, Schwabe Verlag Basel, 2008] ooit hoorde maken; ik zal proberen contact met hem te maken en hem jouw reactie voorleggen;
(2) ‘Ik heb eens een top 10 gezien …’: gaarne nauwkeurige documentatie! Welke datum, welk taal of talen, welke landen bestrijkend – de ene ’top-tien’ is de andere niet!
(3) … de meest gelezen (a.d.h.v. aantal verkochte boeken)…’: je hebt gelijk dat “meest gelezen” iets heel anders is dan “meest verkocht(e)”, zoals een snaakse Engelse anekdote illustreert : vraagt iemand aan een ander of hij dit-of-dat boek dat iedereen gelezen heeft gelezen heeft. ‘Well, not personally’, antwoordt de bevraagde.]. Het verschil tussen deze twee kenmerken van geletterdheid is een uiterst belangrijk thema, vooral in deze tijd van ’the medium is the message / massage’.
(4) ‘ … nogal een grote fantasie.’: ho ho, bibliometrie is een erkende wetenschap.
(5) ‘Steiner wordt zelfs binnen de antroposofische beweging (de harde kern uitgezonderd) niet zo heel veel gelezen, laat staan daarbuiten.’: dat is een groot, door nog veel te weinig mensen binnen de antroposofische beweging erkend probleem,.
(6) ‘En om hem dan de meest gelezen ‘filosoof’ te gaan noemen, lijkt me wishful thinking.’: zie punt (1) en ik hoop een bijdrage in dit debat te krijgen van Jaap Sijmons en/of anderen. Het probleem van de betekenis van ‘meest …gelezen, verkocht, … geciteerde etc’ filosoof is in ander verband besproken in het boekje van Han van Ruler en mij ‘Desiderius Erasmus: Filosoof en Bruggenbouwer: Historische en Rotterdamse Perspectieven’, HOVO Rotterdam, 2008, ISBN 978-90-813357-1-3.
(7) ‘Over antroposofie als “hecht filosofisch systeem” valt ook wel wat te zeggen’: dit is niet alleen geheel juist, maar er WORDT ook wel wat, heel veel zelfs over gezegd. Het proefschrift van Sijmons is te lang om hier helemaal te citeren; bovendien is het, als is het een q.q. neutrale rijksuniversiteit verdedigd, een station te ver. Ik begin liever bij de vraag wat ‘een … filosofisch systeem’ eigenlijk is – wat IS filosofie?
(7.1) Ik citeer uit mijn leerstof Toegepaste WetenschapFilosofie voor psychologie-studenten aan de EUR: ‘Onze Grote Van Dale geeft bij het lemma ‘filosofie’ onder andere: ‘1. wijsbegeerte. 2. wijsgerig stelsel. 3. (in zwakkere opvatting) levensbeschouwing, wereldbeschouwing. 4. opvatting die aan iets ten grondslag ligt, mening, denkwijze. 5. wijsgerige opvatting, met name met betrekking tot wederwaardigheden. 6. studie van de algemene beginselen van een bepaalde tak van kennis.’ Dat geeft steun aan het inzicht dat men voor een eerste oriëntatie in een veelzijdig onderwerp waar men nog niets van weet, vaak niet veel heeft aan een woordenboek. Iets heel anders is ‘Ritter’, het Historische Wörterbuch der Philosophie van Joachim Ritter en vele honderden collega’s, een doorwrocht Duits opus in 13 delen van meerdere honderden bladzijden waarin op circa 10.000 bladzijden het ontstaan en de ontwikkeling van de circa 4.000 belangrijkste begrippen uit de filosofie worden samengevat.
(7.2.) Ik citeer tot slot hieronder het tweede deel van het lemma Anthroposophie uit Ritter (dat verder in Ritter nog ruim een dozijn maal genoemd wordt):
RUDOLF STEINER (1861–1925) hält den ersten Vortrag über A. am 19. Oktober 1902.
1. Die Grundlage der A. Steiners bildet ein objektiv voraussetzungsloses Erkennen: Die Wirklichkeit wird nicht als eine durch das Erkennen fertig auffindbare oder nicht auffindbare vorgestellt, vielmehr als eine solche, die sich der Erkennende erst selbst schafft. Das Erkennen läßt Wirklichkeit im Durchdringen des außer- oder innerseelisch sinnlich (d.i. unmittelbar) Anschaulichen mit den durch die Denkakte ergriffenen Denkinhalten erst entstehen. Da damit das Erkennen als ein Vorgang innerhalb der Wirklichkeit verstanden wird, kann von einer vorerkannten Wirklichkeit nur innerhalb dieses Vorgangs, nicht aber im Sinne eines für diesen Vorgegebenen und daher Vorauszusetzenden die Rede sein. – 2. Daraus ergeben sich die übrigen Inhalte der A. Da im Erkennen das Wesen des als solchen bestimmungslosen Sinnlich-Anschaulichen als ein geistiges erfahren wird, öffnet sich von hier aus der Erfahrungsbereich des Geistigen überhaupt. Dieser wird durch konzentrative und repetitive (meditative) Vertiefung der Denk-, Gefühls- und Willenserlebnisse fortschreitend zugänglich und seinerseits in ideeller Durchdringung des Geistig-Anschaulichen erkenntnismäßig verwirklicht. – 3. Diese existentielle Teilhabe an der Wirklichkeit ist von dem Aufbau des erkennenden Wesens abhängig, der dadurch nicht zur objektiven Voraussetzung des Erkenntnisvorgangs wird; denn von seiner Wirklichkeit zu reden, ist nur innerhalb dieses Vorgangs sinnvoll. Die Anthropologie der A. zeigt daher, daß der Mensch in seinem physischen Leib ein System besitzt, das ihm von der vorerkannten Wirklichkeit nur die ideell neutralen sinnlichen Anschauungen passiv vermittelt, dessen selektiv entstaltende Funktion aber von der aktiven Seite seines Wesens im Ergreifen der Denkinhalte, der gestaltenden Elemente des anschaulich, aber bestimmungslos Empfangenen, zurückgedrängt wird. Zwischen der physischen und geistigen Erscheinungsform des menschlichen Gesamtwesens steht der Gestaltzusammenhang der Lebensprozesse, die dem physischen System innerhalb einer Variationsbreite Bestand geben, und der (intentionalen) Akte, durch die der Mensch seine empfangende Aufmerksamkeit auf das anschaulich Gegebene, seine mitgestaltende Tätigkeit auf die Denkinhalte richtet. – 4. Nur ein so gegliedertes Wesen ist der Freiheit fähig, weil es der Möglichkeit nach nicht nur in einer vorgegebenen, sondern auch in einer in seinen Akten entstehenden Welt lebt. Es entwickelt Existenzbewußtsein im eigentlichen Sinne des Wortes: Bewußtsein der fortschreitenden Selbstgestaltung aus den wirklichkeitsschöpferischen, weil erkennenden Kräften seines Wesens. Diese ist keine «Selbsterlösung», weil sie auf der Erfahrung «nicht ich, sondern das Wesen der Wahrheit in mir» (Christologie) beruht. – 5. Dieses Bewußtsein ist den existentiellen Erlebnissen von Geburt und Tod komplementär, der Begabung mit und dem Entgleiten einer naturalen Basis, weil es sich seiner Aufgabe erst an deren beiden Grenzen bewußt wird. Ein vielgliedriges freiheitsfähiges Wesen entwickelt daher Erkenntnis in einem Schicksal zwischen jenen Grenzen, indem es sie zugleich, der Wirklichkeit inne werdend, überschreitet. Dieses Schicksal wird seinem Wesen nach wiederholt, also durch Wiederverkörperung des Geistes erlebt, weil zu dem Sinn der Selbstgestaltung die fortschreitende Überwindung jener existenzgewissen Grenzerfahrungen gehört. – 6. Die Erkenntnistheorie der A. wird demgemäß zur Ontologie, da der im Erkennen sich erschließende Sinn der Wirklichkeit die Entstehung eines freiheitsfähigen, also die Wirklichkeit durch sich selbst fortentwickelnden Wesens ist. Die Weltentwicklung ist daher auf die Entstehung des erkennend freiheitsfähigen Wesens hingeordnet und hieraus verständlich. Der Mensch erlebt in seinem Erkennen nicht nur einen den wirklichkeitsbildenden Prozessen gleichartigen Vorgang, sondern fügt dem Weltprozeß auch ein neues Element dadurch ein, daß der Erkenntnisprozeß zugleich freie Selbstgestaltung ist. Der Sinn der Welt ist der Mensch. Der Mensch ist der Idee nach Ursprung und Fortsetzung des Weltprozesses.
…
Literaturhinweise. R. STEINER: Grundlinien einer Erkenntnistheorie der Goetheschen Weltanschauung (1886); Wahrheit und Wiss. (1892); Die Philos. der Freiheit (1894); Goethes naturwiss. Schriften (1883/97); Goethes Weltanschauung (1897); Das Christentum als mystische Tatsache und die Mysterien des Altertums (1902); Theosophie (1904); Wie erlangt man Erkenntnisse der höheren Welten? (1904); Die Erziehung des Kindes vom Gesichtspunkt der Geisteswiss. (1907); Die Geheimwiss. im Umriß (1910); Die Rätsel der Philos. (1914); Der Christus-Impuls im Zeitenwesen und sein Walten im Menschen (1914); Vom Menschenrätsel (1916); Von Seelenrätseln (1917); Die Kernpunkte der sozialen Frage (1919); Praktische Ausbildung des Denkens (1921); Mein Lebensgang (1923–1925). – Darstellungen. Anthroposophie P. SHEPHERD: Ein Wissenschaftler des Unsichtbaren (1954). – A.STEFFEN: Begegnungen mit R. Steiner (21955). – O. FRÄNKL-LUNDBORG: Die Anthroposophie R. Steiners (31957). – J. HEMLEBEN: R. Steiner (1963). – C. UNGER: Schriften (1964). – G. WACHSMUTH: R. Steiners Erdenleben und Wirken (21964). – F. HIEBEL: R. Steiner im Geistesgang des Abendlandes (1965). – H. WITZENMANN: Die Voraussetzungslosigkeit der Anthroposophie (21969).
H. WITZENMANN
[Historisches Wörterbuch der Philosophie: Anthroposophie. HWPh: Historisches Wörterbuch der Philosophie, S. 1368
(vgl. HWPh Bd. 1, S. 378 ff.)]
Zojuist las ik in De Volkskrant van zaterdag een interview met Emily Ansink, (ook een Kralingenaar) directeur van De Kunsthal waarin ze een tentoonstelling over Rudolf Steiner aankondigt. Dat zou moeten plaatsvinden eind 2013. Te laat om het 100 jarig bestaand van het ter wereld komen van de Antroposofie te vieren maar toch…
Dat is grappig dat Steiner niet veel wordt gelezen door antroposofen. Waarom zou dat zijn? Wellicht omdat Steiner het intuïtieve denken aanmoedigde (of is intuïtief denken te steenkolen antroposoofs?). Als je intuïtief kunt denken, kom je op eigen kracht en zonder Steiners boeken achter de werkelijkheid die Steiner beschreef.
Of komt het omdat antroposofen bij uitstek mensen zijn die toevlucht zoeken bij een guru? Mensen die er voor huiveren hun morele intuïtie aan te spreken. Want: je moet jezelf willen vertrouwen om Steiner te kunnen begrijpen.
Groet, Joris.
Bedankt voor je uitgebreide antwoord, Hugo. Zo ken ik je. 🙂
Die top-10 waarin Jiddu Krishnamurti op 1 stond kan ik niet voor je opsnorren. Maar op zich ook niet zo belangrijk (want misschien opgesteld door aanhangers van Krishnamurti die net zoals antroposofen hun ‘meester’ de meest gelezen vinden).
Wat wel belangrijk is, is dat wanneer iets geclaimd wordt daar ook grond voor is. Ik claim bv. niet dat Krisnamurti de meest gelezen esotericus is, terwijl jij wel claimt dat Steiner de meest gelezen filosoof is.
Nu heb ik voor je wel de ‘Ijzeren lijst’ van Filosofie Magazine. Ook daarin geen Rudolf Steiner in de top-30.
http://www.felix-en-sofie.nl/boeken/ijzerenlijst/
Het zou me eerlijk gezegd ook verbaasd hebben dat iemand als Rudolf Steiner een hele schare van grootheden uit de filosofische én de esoterische traditie vooraf zou gaan. De man zal in sommige opzichten zeker zijn verdienste hebben gehad, maar meest gelezen filosoof van de 20ste eeuw?
Jij weet toch ook wie de grote filosofen van de 20ste eeuw zijn? Arendt, Heidegger, Habermas, Derrida, Wittgenstein, Foucault, Popper, Russel, …
En volgens mij zijn dit enkele van dé filosofen die (o.a. door honderdduizenden studenten filosofie) wereldwijd worden lezen.
Dat nogal wat wordt gezegd van Rudolf Steiners antroposofie, kan ik uiteraard uit de eerste hand bevestigen. Zonder de vele verhalen door antroposofen in de wereld gebracht, zou mijn bijdrage echter veel bescheidener zijn dan ze nu is.
Ik weet overigens niet of ik wel altijd Rudolf Steiners teksten helemaal goed begrijp, maar ik weet wel dat wanneer ik mensen die beweren hem te hebben begrepen er vragen over ga stellen, het meestal niet zo gezellig wordt.
Ramon,
Je streberigheid klinkt door in je tekst. Probeer instaat te zijn op ongedwongen wijze in discussie te gaan met mensen die beweren Steiner begrepen te hebben. Je hoeft je gelijk niet te claimen om het gezellig te hebben. Het feestje begint bij jezelf! J.
Dag Joris,
Ik neem je je oordelen over me helemaal niet kwalijk.
Ik ben door over de antroposofische beweging te schrijven al wel wat gewend.
Ramon,
Ja ik druk me belabberd uit. Waar ik over viel is dat het lijkt of je schrijft dat je zelf Steiner niet begrijpt, maar dat je ook niet in discussie wilt gaan met mensen die Steiner wel zouden kunnen begrijpen. Verder weet ik niet in hoeverre antroposofen in Steiner een ‘meester’ zien. Als ik zelf Steiner lees, maar ik ben geen antroposoof, dan toets ik wat hij zegt niet zozeer aan mijn rationeel denkvermogen, maar eerder aan mijn eigen ervarings- of belevingswereld. Ik ben geen kenner van Steiners werk, maar ik heb dat wat ik van zn ideeën weet niet kunnen weerleggen (hoewel ik de term die antroposofen gebruiken, ‘de vrije wil,’ een ongelukkige woordkeuze vind. De verantwoordelijke wil zou mij wellicht meer aanspreken, maar ik draaf door). Ik vind het interessant dat van Steiner wordt gezegd dat hij zijn wetenschap opdoet uit paranormale belevingen. Daarmee lijkt hij wellicht op een soort tovermeester, maar ik denk dat mensen in het algemeen grensoverschrijdende ervaringen hebben en dat je Steiners teksten daar aan kunt toetsen. Groet, Joris.
In verband met de paradox dat zelfs antroposofen minder Steiner lezen dan je zou verwachten citeer ik uit een toekomstig werkje over het probleem van de antroposofie:
Steiner heeft een immense hoeveelheid teksten nagelaten. Ze zijn nog steeds niet allemaal uitgegeven. Ongeveer drie dozijn boeken heeft hij zelf geschreven, de bulk van zijn tekstuele nalatenschap ligt vastgelegd in de transcripts die anderen gemaakt hebben weer anderen geredigeerd en uitgegeven hebben van de ruim drieduizend voordrachten die hij gegeven heeft.
Vooral die zijn populair bij antroposofische leesgroepjes en daar ligt een speciaal probleem. De uitzonderlijke empathie waarmee Steiner werkte, maakte dat hij zich in zijn voordrachten altijd in uitzonderlijke mate identificeerde met zijn toehoorders. Intuïtief voelde hij aan wat die wilden horen en wat ze konden verkraften [= verstouwen], en daar begon hij. Gaandeweg nam hij ze vervolgens mee naar de meer of minder verre hoogten waar hij zichzelf op dat moment bevond en dan gebeurde van alles dat wij nu nog slechts ten dele kunnen mee-beleven. Die transctpts heeft Steiner zelf vrijwel nooit herzien of gecorrigeerd; dat geeft een zeer problematische flavour aan deze teksten.
Deze ontstaanswijze van de meeste van zijn teksten verklaart de paradoxale combinatie van geheim succes en publiek totaal-taboe dat de antroposofie kenmerkt. Steiner was zijn tijd zeer ver vooruit, in een onvoorstelbaar rijk en actief leven heeft hij woorden gegeven aan wat hij zag en wist en hij heeft dit alles in live contact aan zoveel mensen zo inspirerend overgebracht, dat het effect daarvan nu wereldwijd nog steeds doorwerkt. Zijn werkwijze en het resultaat ervan is een ‘esoterisch ingekleurde’, essentieel verrijkte variant van wat tegenwoordig actueel is onder de naam oral history.
Vandaag, 2 september 2014, komt prof. Michiel Haas, via Twitter weer in mijn benulbereik. Dat is een goede aanleiding om een waargebeurd spookverhaal hier nogmaals te publiceren.
Voor De Ster van 1 oktober 2012
Spookverhalen (2): theosofie en daaromtrent
In de universiteit wordt sinds ongeveer een halve eeuw aan de hand van zogenoemde ‘meerkeuze-vragen’ getoetst of een student iets geleerd heeft. Ik geef een voorbeeld: ‘Wat hoort niet thuis in dit rijtje [slechts één antwoord is goed]? Ezel, Haan, Mol, Vos’. Over het juiste antwoord is discussie mogelijk, maar dat is uitdrukkelijk niet de bedoeling van meerkeuze-vragen. Het juiste antwoord is Ezel. [Voor wie toch wil weten waarom dat zo is, leg ik het even uit: de medische faculteit in Rotterdam heeft Dick de Haan, Han Moll, en Otto Vos als decaan gehad, maar nooit een ezel. Met deze uitleg zal het begrijpelijk zijn.]
Ter inleiding van het stukje van deze week bedenk ik een andere meerkeuzevraag. ‘Wat hoort niet thuis in dit rijtje [slechts één antwoord is goed]? Antroposofie, Mobieltje, Universitaire Leerstoel, Theosofie.’ Het juiste antwoord is Antroposofie. [Omdat, naar ik hoop, elke lezer wil weten waarom dat zo is, leg ik ook dit even uit. ‘Mobieltje, Universitaire Leerstoel, en Theosofie’ kan ik onder één noemer brengen door een associatie te construeren aan het thema ‘Spookverhalen’. Met deze uitleg zal, anders dan in het eerste voorbeeld, dit juiste antwoord zeker nog steeds niet begrijpelijk zijn. De rest van dit stukje is de nadere toelichting die deze uitleg behoeft.]
Die toelichting is een vervolg op mijn stukje van vorige week. Dat ging over mobiel bellen en een boek van prof. dr. ir. Michiel Haas over, onder andere dat onderwerp. Dat onderwerp is een spookverhaal, concludeerde ik. Nu geef ik aanvullende informatie over Michiel Haas.
Behalve hoogleraar in Delft en bekleder van verschillende andere wetenschappelijke functies is hij voorzitter van de Stichting Proklos. Die stichting draagt zorg voor universitair onderwijs en onderzoek via haar bijzondere leerstoel ‘Metafysica in de geest van de theosofie’ aan de Faculteit der Wijsbegeerte van de Universiteit Leiden. Zo staat dat op de site van de stichting. Voor zover ik weet, is deze informatie niet juist. Ik weet dat omdat op 4 februari van dit jaar dr. Hans Gerding, de toenmalige bekleder van die leerstoel afscheid nam, en de voorzitter van de stichting ook meteen meldde dat de leerstoel opgeheven was (of zou worden; ik was er zelf niet bij, heb het vernomen van een goede vriend die er zelf wel bij was).
Toen ik dat hoorde, verbaasde me dat sterk. Ik heb in de afgelopen jaren een paar maal uiterst vruchtbaar contact gehad met Gerding, was benieuwd was hoe en met wie ik dat contact zou kunnen voortzetten, had er vanaf de herfst van 2012 uitvoerig mail-contact over gehad met prof. Haas, daarin niets vernomen van eventuele opheffing van de leerstoel, en met hem afgesproken dat we elkaar 4 februari in Leiden persoonlijk zouden ontmoeten. Omdat ik onverwacht verhinderd was, is dat toen niet gebeurd. Uiteraard wilde ik het contact met hem toen voortzetten. Dat lukte niet. Na een dozijn of zo mail-berichten en enkele telefoongesprekken met medewerkers van het NIBE die de boodschap zouden doorgeven, heb ik het maar opgegeven. Spookverhaal!
Nog veel gekker is dat ik in de Universiteit Leiden ongeveer hetzelfde meemaakte. Ook weer vele mail-berichten en telefoongesprekken met medewerkers van afdelingen voorlichting, de ene medewerker nog correcter en behulpzamer dan de andere – resultaat nihil, niets, nada, niente. Niemand kon of wilde mij vertellen waarom de leerstoel opgeheven was. Als ik nu ‘leerstoel theosofie universiteit leiden’ intoets, krijg ik een site van Hans Gerding d.d. 31 januari 2013. Nòg een spookverhaal!
Als dit stukje gelezen wordt door iemand die hier meer van weet, houd ik me aanbevolen voor aanvullende informatie.